Arrestatie Fritz Pfeffer
Op 4 augustus 1944 werd Fritz Pfeffer samen met de andere onderduikers en de helpers Victor Kugler en Johannes Kleiman gearresteerd.
Over omstandigheden die tot de inval van 4 augustus 1944 in het pand Prinsengracht 263 hebben geleid is niets concreet bekend. De gang van zaken op de derde verdieping van het achterhuis tijdens de arrestatie is alleen bekend door verklaringen van Otto Frank en Karl Silberbauer.
Rond half elf in de ochtend viel een arrestatieteam het pand aan de Prinsengracht binnen.[1] Het team stond onder leiding van SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer en bestond daarnaast in elk geval uit de rechercheurs Willem Grootendorst en Gezinus Gringhuis. De eerste twee waren werkzaam voor de Sipo-SD, de laatste was van die dienst overgestapt naar de Nederlandse Rijksrecherchecentrale.[2] De politiemannen reden met een auto voor, stapten uit, waarna een van de Nederlandse rechercheurs iets aan het pakhuispersoneel vroeg, dat hem naar de bovengelegen kantoorverdieping verwees. Daar troffen zij het kantoorpersoneel dat aan het werk was.
Op dat moment zaten daar Johannes Kleiman, Bep Voskuijl en Miep Gies, die allen op de hoogte waren van de onderduikers. De rechercheurs liepen door naar het kantoor van Victor Kugler.
De politiemannen ondervroegen hem en namen hem mee om het gebouw te doorzoeken. Tijdens deze inspectie kwamen ze in de ruimte met de draaibare boekenkast, die de toegang tot het Achterhuis blokkeerde. Ze ontdekten de geheime toegang en verrasten de onderduikers in hun schuilplaats.
Otto Frank herinnerde zich: ‘Plotseling kwam iemand de trap op rennen en toen ging de deur open en een man stond vlak voor ons met een pistool in zijn hand. Beneden waren ze allemaal verzameld.’[3] In 1963 voegde hij daaraan toe: ‘Hij liet ons de handen omhoog steken en fouilleerde ons daarna op wapens. (…) Vervolgens gelastte hij ons naar beneden te gaan. Hij kwam achter ons aan met een getrokken pistool. Wij kwamen eerst in de kamer van de familie Pels, alwaar ik de heer en mevrouw Pels, alsook de heer Pfeffer [ook] met omhoog geheven handen zag staan.' [4]
Samen met Kleiman, Kugler en de andere onderduikers werd Fritz Pfeffer voor verhoor naar de SD in de Euterpestraat overgebracht. De volgende dag werd hij met de anderen overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans en van daaruit getransporteerd naar Westerbork.[4]
Noten
- ^ Dit tijdstip gaf Jo Kleiman in 1948 aan, en werd door Otto Frank in 1963 herhaald Nationaal Archief (Nl-HaNA), Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), toegang 2.09.09, inv. nr. 23892: Verklaringen J. Kleiman, 12 januari 1948 en O. Frank, 2-3 december 1963. Zie ook: Gertjan Broek, Onderzoeksverslag inzake verraad en arrestatie van de onderduikers in het Achterhuis, Amsterdam: Anne Frank Stichting, 2016.
- ^ De formuleringen van de getuigen laten ruimte voor de mogelijkheid dat er meer dan deze drie bij aanwezig waren. Zekerheid is daar echter niet meer over te verkrijgen. De Nederlandse rechercheurs werden op 10 november 1945 door Otto Frank van foto’s herkend bij Bureau Nationale Veiligheid; AFS, AFC, reg. code OFA_072: O. Frank aan Alice Frank-Stern, 11 november 1945. Silberbauer wordt door Jo Kleiman met name genoemd in zijn brief aan de Politieke Recherche Afdeling van 16 juli 1947. Zie hiervoor David Barnouw en Gerrold van der Stroom, Wie verraadde Anne Frank?, Amsterdam: Boom, 2003, p. 29.
- ^ Ernst Schnabel, Anne Frank, Spur eines Kindes. Ein Bericht, Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1958, p. 107.
- a, b NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892 (dossier van Maaren): procesverbaal, 3 november 1964: verklaring Otto Frank, 2-3 december 1963.