Inbraak in het bedrijfspand van Otto Frank
Tijdens de onderduik werd er verschillende keren ingebroken in het bedrijfspand van Otto Frank. In haar dagboek beschrijft Anne vier inbraken. De eerste inbraak werd gepleegd door twee kinderen uit de buurt.
Hans Wijnberg en zijn zus Els, die tijdens de onderduikperiode op Prinsengracht 251 woonden, vertelden in een interview dat ze op 24 maart 1943 als kind in het pand geweest waren en dat ze daar muskaatnoten hadden weggenomen. Ze hadden de noten al gepakt toen ze hoorden dat het toilet werd doorgetrokken. Ze begrepen toen dat er mensen in het pand waren en maakten zich snel uit de voeten.[1]
Noten
- ^ Dineke Stam, 'Ik was de inbreker'. Hans Wijnberg: 'Ik ontdekte dat daar onderduikers zaten', in: Anne Frank Magazine 1999, p. 32-35.