Otto Frank en de Liberaal Joodse Gemeente
Otto Frank hield zich niet intensief bezig met geloof, maar voelde zich in zijn volwassen leven wel sterk verbonden met het liberale Jodendom.
Otto Frank groeide op in het Frankfurtse Westend, een buurt die voor ongeveer een vijfde deel uit, veelal liberale, joden bestond. Ook zijn eigen familie behoort tot de liberaal joodse geloofsrichting. Zijn ouders beschouwden zichzelf in eerste plaats als Duitse Bildungsbürger, voor wie het joodse geloof geen belangrijke rol speelde. Volgens hem kwam zijn grootmoeder alleen ter gelegenheid van haar huwelijk in de synagoge en verder nooit. Zelf hield hij zich aanvankelijk ook niet met godsdienstzaken bezig.[1]
Toch kreeg hij op het Lessing-Gymnasium, net als alle leerlingen, godsdienstonderwijs in het eigen geloof. De joodse lessen kreeg hij daar van Cäsar Seligmann, een oude bekende van zijn vader. Seligmann was de vooraanstaande liberale rabbijn van de Frankfurter Hauptsynagoge en de in 1910 ingewijde liberale Westendsynagoge. Seligmann gold begin twintigste eeuw als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de liberaal-joodse beweging in Duitsland.[2]
De komst van uit Duitsland uitgeweken Joden bevorderde de liberaal-joodse stroming in Nederland. In mei 1934 kwam de liberale rabbijn Ludwig Jakob Mehler van Frankfurt naar Amsterdam en zijn komst bracht vaart in de opbouw van de al langer bestaande liberale stroming in die stad. Die ontwikkelingen ontlokten negatieve commentaren aan de orthodoxe pers. Otto Frank stoorde zich daaraan en schreef in december 1937 aan het Centraal Blad voor Israëlieten: ‘Ik ben een overtuigde liberale Jood en de manier van uw blad tegen het Liberalisme te schrijven, vind ik allesbehalve voornaam’. Hij liet weten geen abonnee meer te willen zijn. Duidelijk geprikkeld voorzag de redactie hem van repliek en serveerde het liberale jodendom af als een Duits importproduct:
‘Critiek op ons blad is ons steeds aangenaam. Doch wie geeft U het recht, deze critiek te uiten in een vorm, die niet in overeenstemming met de feiten is. Zeker, wij wijzen het religieus liberalisme af, doch wij hebben onder de hierheen geïmmigreerde Joden – en bijna alleen onder dezen bevinden zich de “overtuigd liberalen”, - het contact gevonden dat wij van beginne af gezocht hebben. En dat ons streven juist is, bewijst het succes, ook als een enkeling aan zijn “overtuiging” in de hem eigen vorm uiting geeft’.[3]
Toen enkele maanden later ongeveer veertig leden van de Amsterdamse LJG een pettitie ondertekenden was Otto Frank van de partij. De ondertekenaars steunden hiermee hun bestuur dat aan koningin Wilhelmina vroeg hun gemeente als een zelfstandig kerkgenootschap te erkennen.[4] In het najaar van 1945 zou hij zich opnieuw aansluiten bij de LJG.[5]
Noten
- ^ Familiearchief Anne Frank-Fonds, Alice Frank, AFF_AlF_pdoc_09: Aachener-Frankfurter Tageblatt, Erste und einzige Ausgabe, Auflage 50 Exemplare, erscheint am 12. Mai 1925.
- ^ Manfred Capellmann u.a., Wer war Henry Wolfskehl? Auf der Suche nach jüdischen Schülern und Lehrern am Lessing-Gymnasium 1897-1938. Eine Ausstellung der Archiv-AG des Lessing-Gymnasiums Frankfurt am Main im Museum Judengasse. 20. Januar bis 06. März 2000, Frankfurt am Main: Selbstverlag, 2000, p. 47. Zie ook het biografisch lemma over Casear Seligmann op metaHUB Frankfurt.
- ^ “Correspondentie”, Centraal Blad voor Israëlieten in Nederland, 23 december 1937, p. 9.
- ^ Nationaal Archief (NA), Den Haag, Ministerie van Justitie, dossiers Kerkgenootschappen, 1866-1988, toegang 2.09.35.01, inv. nr. 68: Liberaal Joodse Gemeente, 1938-1939, steunverklaring d.d. 28 mei 1938.
- ^ Liberaal Joodse Gemeente, Amsterdam: briefkaart (Plikart), O. Frank p/a N.V. Ned. Opekta Mij. aan M. Goudeket, 17 november 1945.