NL

Fritz Pfeffer werkzaam in Nederland

Fritz Pfeffer oefent zijn beroep van tandarts clandestien uit in Nederland.

Over beroepswerkzaamheden van Pfeffer in Nederland is weinig bekend. Volgens Annes dagboek oefende hij zijn beroep als tandsarts clandestien uit.[1] Dit zou de reden kunnen zijn dat er niet veel over terug te vinden is.

Bij zijn verzoek om tijdelijk verblijf in Nederland gaf Pfeffer te kennen dat hij over bestaansmiddelen beschikte en geen beroep of bedrijf ging uitoefenen.

De Vreemdelingendienst noteerde bij Pfeffers aankomst in Nederland: Zorgt voor zichzelf. Later volgde de notitie dat Pfeffer werd gesteund door het Comité voor Joodsche Vluchtelingen.[2] Volgens getuigenissen van Hilde Goldberg-Jacobsthal had haar vader voor Pfeffer een paar uur per week werk geregeld bij andere tandartsen. Zelf had ze ook nog een paar door Pfeffer gemaakte vullingen in haar mond, aldus Hilde.[3]

Andere bronnen die erop duiden dat Pfeffer zijn beroep als tandarts bleef uitoefenen zijn:

  • Een brief van 23 juni 1939 waarin Pfeffer aan Charlotte Kaletta schreef dat hij om half drie naar de praktijk ging.[4]
  • Volgens het dagboek van Anne werkte Pfeffer clandestien bij tandarts Samuel van der Hoeden.[1] Van der Hoeden was in feite reiziger in tandheelkundige artikelen en tandtechnieker.[5]
  • Op Pfeffers persoonskaart werd het beroep tandarts vervangen door tandtechniker. Wanneer is niet bekend.[6]
  • Volgens Miep Gies was Pfeffer haar tandarts. Miep vertelde in een interview dat zij het verbod aan Joodse artsen om niet-Joodse patiënten te behandelen negeerde en patiënt bij Pfeffer bleef.[7]

Op 5 februari 1941 schreven de departementen van Justitie en Sociale Zaken de Joodse beoefenaars van vrije beroepen aan dat zij hun werkzaamheden voor 1 mei 1941 moesten staken, maar desgewenst wel voor Joden mochten werken. De maatregel trof o.m. advocaten, procureurs, artsen, tandartsen en apothekers.[8]

De Vreemdelingendienst noteerde op 25 juli 1941 dat Pfeffer door zijn vader in Giessen werd onderhouden.[2]

Eenmaal in het Achterhuis ondergedoken, nam Pfeffer de verzorging van de gebitten van in ieder geval een aantal van zijn lotgenoten op zich. Anne schrijft hier geregeld over in haar dagboek. In haar dagboek noteert ze dat Pfeffer een voetaangedreven tandartsboormachine ontving, en ze verwachtte een behandeling te zullen krijgen. 

Noten

  1. a, b Anne Frank, Dagboek A, 13 november 1942, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013.
  2. a, b Stadsarchief Amsterdam (SAA), Gemeentepolitie Amsterdam, inv. nr. 4046: Veemdelingenkaart Fritz Pfeffer. 
  3. ^ Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, Jacobsthal, Hilde: Interview 15 april 2007.
  4. ^ AFS, Anne Frank Collectie (AFS), reg. code A_Pfeffer_I_006: Fritz Pfeffer aan Charlotte Kaletta.
  5. ^ SAA, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten ( toegangsnummer 30238): Archiefkaart Samuel van der Hoeden.
  6. ^ SAA, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart Fritz Pfeffer.
  7. ^ Miep Gies & Alison Leslie Gold, Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familie Frank in het Achterhuis, Amsterdam: Bert Bakker, 1987, p. 130.
  8. ^ J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, 1940-1945, 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1965, deel I, p. 117. Aangezien Pfeffer niet officieel praktijk hield, kreeg hij deze brief waarschijnlijk niet.