NL

De gezondheid van de onderduikers en de helpers

De onderduikers in het Achterhuis en ook de helpers hadden te maken met verschillende kwaaltjes en soms met serieuze gezondheidsproblemen.

In de dagboeken van Anne Frank komt het thema ‘gezondheid’ regelmatig naar voren. De onderduikers hadden te maken met verschillende kwaaltjes. Ook de helpers bleven niet gespaard, en met name Johannes Kleiman kreeg met serieuze gezondheidsproblemen te kampen. Verder schrijft Anne over haar lichamelijke ontwikkeling en (aanstaande) menstruatie.

De onderduikers

Om te beginnen had Anne zelf verschillende gezondheidskwesties. Ze mocht naar eigen zeggen geen zout,[1] wat mogelijk perspectief krijgt door Otto Franks latere uitspraken over hartklachten van zijn dochter.[2] Daarnaast schreef Ernst Schnabel in 1958 op basis van gesprekken met oud-buurmeisje Toos Buiteman-Kupers dat Anne geen handstand kon.[3] In haar dagboek schrijft Anne dat haar armen en benen uit de kom schoten bij lichamelijke oefeningen.[4] Ze mocht daarom ook nooit met gymnastiek meedoen.[5] Een klasgenoot van de Montessorischool vertelde decennia later dat Anne zelf haar arm uit de kom kon halen.[6] Otto Frank schreef in de jaren zeventig dat ze wel lessen ritmische gymnastiek volgde.[2]

In oktober 1942 schrijft de dertienjarige Anne dat ze verwachtte dat ze binnenkort ongesteld zou worden.[7] De gemiddelde leeftijd voor de eerste menstruatie lag toen volgens een Duits onderzoek uit 1954 rond 14,1 jaar.[8] In januari 1944 komt ze erop terug, en toen was het 'nog maar drie keer gebeurd.[9]. Ook bestudeerde ze haar vagina, en constateerde dat die steeds wijder werd.[10] Rond dezelfde tijd constateerde ze dat ze sinds haar komst naar het Achterhuis 8½ kilo was aangekomen.[11] Met haar gezondheid en ontwikkeling was op dat moment niet veel mis.

Van de andere onderduikers noteerde Anne ook het gewicht, als allen op de weegschaal waren geweest. Toch waren de omstandigheden natuurlijk niet optimaal. Eind oktober 1942 waren Anne en Margot erg verkouden.[12] Anne lag toen nog twee dagen ziek in bed.[13] Een jaar later lag ze met griep nog eens anderhalve week op bed. Ze liet zich met tegenzin door Fritz Pfeffer, die tenslotte medicus was, onderzoeken.[14] In april 1944 had ze keelpijn, en stak tot overmaat van ramp Margot en haar ouders aan.[15] Enkele dagen later was ook mevrouw Van Pels ziek.[16]

De onderduiksituatie drukte ook op het geestelijk welzijn van de onderduikers. Anne slikte valeriaantjes tegen angst en depressie.[17] Eén valeriaantje behoorde tot haar Sinterklaascadeaus van 1943.[18]

Anne klaagde in haar dagboek meerdere keren over hoofdpijnen.[19] In de B-versie schrijft ze ook over de verslechtering van haar zicht: 'Ik ben erg bijziend geworden en moest allang een bril hebben [...].' Volgens deze notitie speelden haar ouders zelfs met de gedachte mevrouw Kleiman te vragen met haar naar een oogarts te gaan. Dat werd echter te riskant bevonden.[20] Haar moeder wilde niet dat Anne aan de cursus ‘Schoonschrijven’ meedeed, vanwege de toestand van haar ogen.[21]

Pfeffer was zoals bleek de medicus van het gezelschap. Hij studeerde aanvankelijk medicijnen en vervolgens tandheelkunde.[22] Als ervaren tandarts hield hij zich uiteraard ook met de gebitten van zijn lotgenoten bezig. Uit Annes geschriften blijkt dat hij in ieder geval Anne, Peter en mevrouw Van Pels mondzorg bood.[23]

De helpers

Toen meerdere helpers tegelijk ziek waren, bracht dat direct problemen met zich mee. Eenmaal waren Miep Gies en Jo Kleiman allebei ziek terwijl er voor Victor Kugler spitwerk in Hilversum dreigde. Dan was alleen nog Bep beschikbaar, en werd het magazijn gesloten om de onderduikers enigszins te ontlasten.[24] Miep was in deze periode geruime tijd afwezig; tijdens het huwelijk van Henk van Beusekom in de Westerkerk had ze een zware verkoudheid opgelopen.[25]

Over Kleiman schrijft Anne dat hij regelmatig maagbloedingen had.[26] In een brief aan Yad Vashem legde Otto Frank verband tussen Kleimans maagklachten en de spanningen rond de onderduik.[27] Die spanningen zullen hem ook geen goed hebben gedaan. Kleiman tobde echter al jarenlang met deze klachten, en zou in 1951 een zware maagzweeroperatie ondergaan. Daarna ging het goed en had hij geen bloedingen meer.[28]

Eind 1943 was Bep afwezig omdat een van haar zusjes difterie had. In Amsterdam waren in het hele jaar 1943 ruim 7.500 mensen met die ziekte besmet, waarvan zo’n driekwart thuis werd verpleegd.[29] Vanwege besmettingsgevaar waren huisgenoten van deze patiënten uiteraard voorzichtig. Bep kwam dan ook niet naar haar werk.

Beps vader Johan werkte in het magazijn en had de boekenkast gemaakt.[30] Door ziekte moest hij die functie echter neerleggen.[31] In het dagboek komt de ernstige verslechtering van zijn toestand ter sprake.[32]

Bijkomende kwesties

Bij het algemene gezondheidsthema hoorde ook de gezondheid van de dieren in het gebouw. Mouschi was door Peter meegebracht als gezelschapsdier. De andere katten waren er met het oog op knaagdiervraat, en dus ten dienste van de bedrijfshygiëne. Hoewel Peter veel van de zorg voor de pakhuiskatten op zich nam, waren zij in feite tot het ‘machinepark’ van Opekta en Gies & Co. - en dus tot de wereld van de helpers - te rekenen. Begin 1944 was bedrijfskat Moffi ziek, en werd door Miep naar de ‘honden- en kattenkliniek’ gebracht. De dierenarts stelde vast dat Moffi iets aan de ingewanden had en schreef een drankje voor.[33]

Gedurende de twee jaar in het Achterhuis bestond er natuurlijk kans op overlijden van een van de onderduikers. Er staat niets over in het dagboek, maar Kugler stelde later dat er afspraken waren gemaakt over wat te doen bij een sterfgeval.[34] Er zijn voorbeelden van zulke problemen. Presser noemt onder meer enkele politiemeldingen die op overleden onderduikers betrekking hadden.[35] Dat er over het risico van een sterfgeval werd gesproken, is heel goed denkbaar, maar buiten Kugler heeft geen van de betrokkenen zich er over uitgelaten. De situatie heeft zich ook niet voorgedaan. Over de vraag hoe een en ander zou zijn opgelost, is uiteraard slechts speculatie mogelijk.

Het is niet vreemd dat zich onder een achttal mensen in een vochtig en matig geventileerd huis, altijd binnen blijvend en niet optimaal doorvoed, regelmatig verkoudheden en griep voordeden. Uit de dagboeknotities blijkt dat dit dan ook geregeld voorkwam. De onderduikers waren afhankelijk van hun helpers voor geneesmiddelen en dergelijke, en van Pfeffer voor serieuzere medische verzorging.

Andere aan het gezondheidsthema verwante kwesties kenden de drie opgroeiende tieners. Bij hen deden zich puberteitskwesties voor, en Anne schrijft over hoe zij haar eigen lichamelijke en seksuele ontwikkeling heeft ervaren. Van Margot en Peter blijft dit onduidelijk. Over de spanningen en problemen die hiermee samenhingen, zowel bij de kinderen als bij de volwassenen, geven Annes teksten evenmin uitsluitsel. Epidemische ziektes als difterie en roodvonk, in de oorlogsjaren in Amsterdam zeker geen onbekende verschijnselen, bleven mede door voorzichtigheid van de helpers buiten de deur.

Noten

  1. ^ Anne Frank, Dagboek A, 17 maart 1944, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013.
  2. a, b Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie (AFC), Otto Frank Archief (OFA), reg. code OFA_070: Bitte schreiben Sie mir etwas über Anne Frank.
  3. ^ Ernst Schnabel, Anne Frank. Spur eines Kindes, Frankfurt am Main: Fischer Bücherei, 1958, p. 32.
  4. ^ Anne Frank, Dagboek A, 12 januari 1944, in: Verzameld werk.
  5. ^ Anne Frank, Dagboek A, 14 juni 1942, in: Verzameld werk.
  6. ^ AFS, Getuigenarchief, Rinat, Ab: Transcriptie interview Ab Rinat, 18 oktober 2006, deel 1, p. 2.
  7. ^ Anne Frank, Dagboek A, 20 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  8. ^ “Berichten. Buitenland”, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 3 april 1954.
  9. ^ Anne Frank, Dagboek A, 6 januari 1944, in: Verzameld werk.
  10. ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  11. ^ Anne Frank, Dagboek A, 18 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  12. ^ Anne Frank, Dagboek A, 22 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  13. ^ Anne Frank, Dagboek A, 26 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  14. ^ Anne Frank, Dagboek A, 22 december 1943, in: Verzameld werk.
  15. ^ Anne Frank, Dagboek A, 21 en 25 april 1944, in: Verzameld werk.
  16. ^ Anne Frank, Dagboek A, 27 april 1944, in: Verzameld werk.
  17. ^ Anne Frank, Dagboek B, 16 september 1943, in: Verzameld werk.
  18. ^ Anne Frank, Dagboek B, 6 december 1943, in: Verzameld werk.
  19. ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 oktober en 2 november 1942, 19 mei en 1 augustus 1944; Dagboek B, 26 juli 1943, in: Verzameld werk.
  20. ^ Anne Frank, Dagboek B, 11 juli 1943, in: Verzameld werk.
  21. ^ Anne Frank, Dagboek B, 23 juli 1943, in: Verzameld werk.
  22. ^ Universitätsarchiv Würzburg, Archiv des Rektorats und Senats, inv. nrs. 4190, 4192, 4196 en 4198.
  23. ^ Anne Frank, Dagboek B, 10 december 1942, 19 maart 1943; Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis, “De tandarts”, 8 december 1942, in: Verzameld werk.
  24. ^ Anne Frank, Dagboek A, 16 maart 1944, in: Verzameld werk.
  25. ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 maart 1944, in: Verzameld werk.
  26. ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 maart 1944; Dagboek B, 1 en 27 april, 29 oktober 1943, in: Verzameld werk.
  27. ^ Otto Frank aan Yad Vashem, 10 juni 1971 (http://www.yadvashem.org/yv/en/righteous/stories/pdf/otto_frank_letter.pdf).
  28. ^ AFS, Getuigenarchief, Kleiman: Gesprek Erika Prins met mevrouw Van den Broek-Kleiman, 21 maart 2013.
  29. ^ Jaarverslag GG&GD Afdeeling Volksgezondheid 1943, p. 13-14.
  30. ^ Anne Frank, Dagboek B, 21 augustus 1942, in: Verzameld werk.
  31. ^ Nationaal Archief, Den Haag, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inv. nr. 23892: Verklaring Kleiman aan PRA, 12 januari 1948.
  32. ^ Anne Frank, Dagboek B, 15 juni 1943, in: Verzameld werk.
  33. ^ Anne Frank, Dagboek A, 15 april 1944, in: Verzameld werk.
  34. ^ AFS, AFC, reg. code A_Kugler_I_048: Getypte herinneringen in ringbandje, ongedateerd, p. 10.
  35. ^ J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, 1940-1945, 's-Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1965, deel II, p. 274-276.