NL

Gies & Co., N.V. Handelsvereeniging

Gies & Co. was een nieuwe onderneming die, omdat het geen Joods bedrijf was, Otto Frank's bedrijf Pectacon verving in verband met anti-Joodse maatregelen.

Fotograaf: Allard Bovenberg. Collectie: Anne Frank Stichting.

Papier en clichés Gies & Co.

Fotograaf: Allard Bovenberg. Collectie: Anne Frank Stichting. Gebruiksrechten: AFS rechthebbende

La Synthèse

De Handelsvereeniging Gies & Co. werd opgezet omdat Pectacon, een van de bedrijven van Otto Frank, wegens ariseringsmaatregelen gevaar liep te worden geliquideerd. Aanvankelijk heette het bedrijf La Synthèse. Deze firma werd op 23 oktober 1940 opgericht door Victor Kugler en Jan Gies. Op 4 november 1940 werd de nieuwe firma ingeschreven in het handelsregister met Victor Kugler als eigenaar en directeur en Jan Gies als commissaris en aandeelhouder.[1] La Synthèse was gevestigd op het privé-adres van Victor Kugler in Hilversum. Kugler bezat vijftien aandelen ter waarde van 1.500 gulden in totaal; Jan Gies bezat de rest van de aandelen ter waarde van 500 gulden.[2] Vertegenwoordigers waren Martin Brouwer en Pieter Daatzelaar.[3]

Naamsverandering

Evenals Pectacon legde het bedrijf zich toe op handel in en fabricage van chemicaliën en levensmiddelen.[1] Op 8 mei 1941 veranderden Kugler en Gies de bedrijfsnaam in N.V. Handelsvereeniging Gies & Co. Dit op last van de secretaris-generaal van Justitie.[4] Otto Frank zei hierover in 1963 dat de zaak "haar Frans klinkende naam, wijl zij een onderneming was van Duitse afkomst, moest laten vallen."[5] Aanwijzingen dat het ministerie bezwaar tegen Frans klinkende namen had zijn er verder niet. Wel bepaalde het vaker dat wijziging nodig was, bijvoorbeeld wanneer een bedrijfsnaam teveel op een andere leek. Op 19 augustus 1941 registreerde het Handelsregister de nieuwe bedrijfsnaam, en werd Jan Gies ingeschreven als commissaris van Gies & Co.[6] Als commissaris had Jan Gies de bevoegdheid alle lokaliteiten van de onderneming te betreden. Zodoende was het ook niet ongewoon dat hij veel aanwezig was en later bijvoorbeeld met nachtwaker Slegers over de inbraak van april 1944 sprak.

Vliegende start

Vanaf september 1941 ging Pectacon, op voorstel van Johannes Kleiman, in liquidatie. De voorraden en machines werden met verlies aan Gies & Co. verkocht. Ook allerhande andere kosten kwamen nog ten laste van Pectacon.[7] Die kunstgreep voorkwam dat deze goederen, of hun waarde, ten goede kwamen van Duitse instellingen.

Toen Gies & Co. op 29 oktober 1941 verhuisde naar de Prinsengracht 263, nam het het huurcontract over van Opekta. Opekta werd vervolgens onderhuurder van Gies & Co.[8] Ook ontving het een voorschot van 5.000 gulden van Opekta.[9] Met het voorschot van Opekta en de door Pectacon gedragen kosten kon Gies & Co. een vliegende start maken.

Cruciaal voor de onderduik

Vrijwel zeker was Gies & Co. het belangrijkst voor de financiering van de onderduik in het Achterhuis. Voor het belang van Gies & Co. in dit verband zijn drie aanwijzingen. Als eerste benoemde Otto Frank expliciet dat Kugler specerijen verkocht buiten de boekhouding ter financiering van de noden in het Achterhuis.[10] Ten tweede was Gies & Co. volledig ‘arisch’ waardoor het zich makkelijk aan Duits toezicht kon onttrekken. Ten derde, Van Pels en Otto Frank waren woedend toen Kugler laboratoriumproefjes deed in plaats van de leverantie voor specerijenmakelaar Westermann in orde te maken. Dit alles onderstreept dat Gies & Co. van cruciaal belang was voor de onderduik.

Aandelenbezit

Tijdens de oorlogsjaren had Otto Frank uiteraard geen formele banden met het bedrijf. Een briefje in het Hofhuisarchief geeft een overzicht van het aandelenbezit, vermoedelijk gedateerd in eind 1943 of begin 1944. Op papier bezat Kleiman 3.500, Gies 2.500 en Kugler 4.000 gulden. De investeringen in aandelen en deposito van Kleiman en Otto Frank liepen zo door elkaar heen, dat het erop lijkt alsof Otto's en Kleimans geld één geheel vormden. Wie welke aanspraak precies kon maken is niet helder. Wel is duidelijk dat Otto in Gies & Co. heeft geïnvesteerd.[11] Otto Frank gaf op per 1 september 1945 aandelen Gies & Co. te bezitten met een nominale waarde van 5.800 gulden.[12] In 1948 beschikte hij over 58 procent van de aandelen.[13]

Forse verliezen

In april ’50 traden Otto Frank en Pal Klein als commissarissen tot de N.V. toe.[14] In januari 1954 bezat Otto Frank voor 9.000 gulden aandelen in Gies & Co. (en 20.000 gulden aandelen Opekta en 2.000 gulden aandelen in Pectacon).[15] Pectacon was uiteindelijk namelijk niet geliquideerd.

Het bedrijf leed in de eerste helft van de jaren '50 forse verliezen. Over 1953 respectievelijk 5.200 gulden en ruim 14.000 gulden over 1954 .[16] In maart ’55 kondigde Kugler liquidatie van Gies & Co. aan,[17] maar een paar weken later was dit gevaar geweken, want Verstegen’s Specerijenhandel uit Rotterdam verklaarde zich onder voorwaarden bereid Gies & Co. over te nemen.[18] En dat gebeurde ook. Of Jan Gies bij de zaak betrokken bleef tot de overname door Verstegen is niet bekend. Kugler emigreerde in juni 1955 naar Canada.

Noten

  1. a, b Noord-Hollands Archief (NHA), Haarlem, Handelsregister Hilversum, inv. nr. 199, volgnr. 8859: Dossier Gies & Co, akteletter a.
  2. ^ Staatscourant, 13 augustus 1941; NHA, Handelsregister Hilversum, inv. nr. 199, dossier 8859: Akteletter d.
  3. ^ Anne Frank Stichting (AFS) , Getuigenarchief, Brouwer: Interview met kinderen van Brouwer, 15 mei 2011.
  4. ^ Nederlandsche Staatscourant, 13 augustus 1941; NHA, Handelsregister Hilversum, inv. nr. 199, volgnr. 8859: Akteletter d.
  5. ^ Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, inv. nr. 23892 (dossier van Maaren): P.v.b. Rijksrecherche No. 86/1963 v.H. inzake Silberbauer.
  6. ^ NHA, Dossier Gies & Co. akteletter c.
  7. ^ NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocuats- en Genocidestudies, toegang 094f, Collectie dossiers afkomstig uit de archieven van de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H., de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G. (Zweigniederlassung Den Haag) en de Wirtschaftsprüfstelle, Inv.nr. 5951, Bestallungsurkunde.
  8. ^ NIOD, 292 Nederlandsche Opekta Maatschappij N.V., inv.nr. 19, bericht over het boekjaar 1941.
  9. ^ AFS, Anne Frank Collectie (AFC), reg. code AF_A-Opekta-Pectacon-I_0007_0007 &8: Balans 31 december 1941.
  10. ^ AFS, AFC, Otto Frank Archief, reg. code OFA_082, 10 juni 1971, Yad Vashem: “Mr. Kugler sold spices without booking the sales to help to finance our needs.”
  11. ^ AFS, Hofhuisarchief, losse notities (Map 8, 006.1).
  12. ^ NL-HaNA, Nederlands Beheersinstituut, inv.nr. 77827, brief van 22 feburari 1946 met vermogensopstelling per 1 september 1945.
  13. ^ NL-HaNA, Ministerie van Justitie / Verbaalarchief, 1915-1955; Kabinetsarchief, 1915-1940, nummer toegang 2.09.22, inv. nr. 13402, volgnr. 2234: Staat van inlichtingen bij naturalisatie.
  14. ^ NHA, Dossier Gies & Co., akteletter f.
  15. ^ AFS, AFC, reg. code 005_A_Kleiman_I_05   
  16. ^ AFS, Mediabibliotheek: 5_A_Kleiman_I_56: brief 26-2-1954: Johannes Kleiman aan Otto Frank & 7_A_Kleiman_I_195: brief 31-10-1954: Johannes Kleiman aan Otto Frank.
  17. ^ AFS, AFC, reg. code A_Opekta_I_044: Victor Kugler aan J.C Frèrejean, 26 maart 1955.
  18. ^ AFS, AFC, reg. code A_Opekta_I_045: Verstegen’s Specerijenhandel aan J.C. Frèrejean, 15 april 1955.