De katten van Anne Frank
In het dagboek van Anne Frank passeren vijf katten de revue.
Toen Anne op 6 juli 1942 ging onderduiken moest poes Moortje achterblijven bij de buren aan het Merwedeplein. Maar in de schuilplaats zou Anne in de ruim twee jaar dat zij daar ondergedoken zat nog vier andere katten tegenkomen. Maar zij denkt nog regelmatig terug aan Moortje. Hieronder alle katten op een rijtje.
Moortje
Moortje Anne meldde het bestaan van poes Moortje voor de eerste keer in een brief in april 1942 aan haar oma in Zwitserland. Moortje was toen een half jaar bij hen in huis en Anne hoopte vurig op ‘kattenkindertjes’ aangezien Moortje nogal eens de hort op was.[1]
Op 6 juli 1942 moest zij afscheid nemen van Moortje. Moortje mocht niet mee naar de schuilplaats. Haar ouders lieten een briefje en vlees achter voor de buren met het verzoek om voor Moortje te zorgen. Tenminste zo noteerde Anne het in haar ‘roman’ over het Achterhuis, de tekst die zij schreef met het oog op een mogelijke publicatie na de oorlog.[2] Echter in haar dagboek meldde zij het afscheid van Moortje niet. En volgens Annes toenmalige buurmeisje Toosje Kupers werd Moortje al een paar weken voor het vertrek naar de schuilplaats bij hen ondergebracht.[3]
Hoe het ook zij, in de schuilplaats dacht Anne nog regelmatig aan Moortje. ‘In de tuin, loopt nu altijd zo'n klein zwart poesje, dat doet mij dan weer aan mijn moortje denken, o, die schat.’[4] Ook krap een maand voor de arrestatie dacht Anne nog aan Moortje. ‘Scharminkeltje’ (zie verderop) beschouwde zij als ‘de nieuwe Moortje uit het magazijn’.[5] Na de oorlog zou blijken dat de buren een verzwakte en zieke Moortje tijdens de oorlog, vermoedelijk half 1944, hadden moeten laten inslapen.[6]
Mouschi
Het gezin Frank dook op 6 juli 1942 onder in het Achterhuis. Een week later voegde het gezin Van Pels zich bij hen. Anne wist toen al – misschien wel enigszins verontwaardigd – dat Peter zijn kat Mouschi mee zou nemen naar de schuilplaats. Volgens helpster Miep Gies ‘een magere zwarte kater’.[7] De eerste weken moest Anne flink wennen aan Mouschi. ‘Musschie [sic] (de kat) wordt hoe langer hoe aardiger en liever tegen mij, maar ik ben nog altijd een beetje bang voor haar.’[8]
Een paar weken later was van angst geen sprake meer. ‘Musschi [sic] ligt nu weer bij moeder, net als een babypoesje, ik heb haar helemaal toegedekt en ze ziet er snoezig uit.’[9] Behalve als gezelschap, hield Mouschi ook de ratten en muizen op afstand. Toen er ratten op de zolder van het Achterhuis gezien werden, moest Mouschi er slapen. De ratten bleven tijdelijk weg, maar een doorslaand succes was het niet. Peter werd flink in zijn arm gebeten door een rat, toen hij naar de vliering ging om oude kranten te halen.
Met Mouschi kwamen trouwens wel vlooien het Achterhuis in. ‘Het huis zit onder de vlooien, de plaag neemt met de dag toe’, verzuchtte Anne op 3 augustus 1943.[10] Gelukkig kon helper Johannes Kleiman vlooienpoeder regelen, maar volgens Anne trokken de vlooien zich daar weinig van aan. ‘We worden er allen zenuwachtig van, men denkt aldoor iets op arm, been of andere lichaamsdelen te voelen krabbelen.’[10]
Toen de onderduikers een jaar later gearresteerd worden, vluchte Mouschi vermoedelijk weg. De enige die wat over zijn lot noteerde is Miep Gies: ‘Tijdens de arrestatie moest hij zijn weggerend en zich totnutoe hebben schuilgehouden. "Kom, Mouschi,"zei ik vastberaden. "Kom mee naar de keuken, dan krijg je wat melk. Jij blijft nu bij mij en Elli (Bep) in het kantoor."’[11]
Moffi en Tommie
Moffie en Tommie waren de katten van het bedrijf. Dat waren niet hun oorspronkelijke namen, gedurende de oorlog waren hun namen veranderd. Anne legt dat uit in haar dagboek: ‘Een tijdje had mij. Gies & Co twee katten, één voor 't magazijn en één voor de zolder. Het gebeurde wel eens dat die twee zich ontmoetten, wat altijd grote gevechten ten gevolg had. De magazijner was altijd diegene die aanviel, terwijl het zolder beest op het eind toch de overwinning behaalde. Net als in de politiek, dus werd de magazijnkat, de Duitser of Moffi en de zolderkat, de Engelsman of Tommi.’[12] Wat er met Tommi/Tommie gebeurd is, vermeldt Anne niet. ‘Tommi is later afgeschaft.’[12]
Moffi/Moffie zat wel een tijd in de Prinsengracht. Volgens Miep was het ‘een grote dike zwart-witte kater met een ietwat gehavende kop.’[13] En Anne meldt in haar dagboek: ‘De kat maakte nogmaals een halve draai en stond weer op z'n witte sokjes.’[14]
Peter vermoedde in eerste instantie dat Moffie een poes was, omdat zij steeds dikker werd. Hij verwachtte zelfs jonge katjes. Anne had een andere verklaring: zij vermoedde dat het van de vele gestolen boutjes kwam. Uiteindelijk besefte hij zijn vergissing en liet hij Anne in het magazijn zien dat Moffie een kater was. ‘Iedere andere jongen die me «het mannelijk geslachtsdeel» zou hebben gewezen, zou ik niet meer aangekeken hebben. Maar Peter sprak doodgewoon verder over het anders zo penibele onderwerp, had helemaal geen nare bijbedoelingen en stelde me op 't laatst in zoverre gerust dat ik ook gewoon werd.’[14]
Toen Moffi in april 1944 ziek werd - ‘zij was erg stil en kwijlde’[15] – bracht Miep Gies hem naar de dierenarts. Er was iets mis met zijn ingewanden. Het drankje dat Miep meekreeg hielp en Moffie was al snel weer de oude. ‘Peter gaf haar een paar keer van dat drankje, maar al gauw liet Moffie zich niet meer zien en was dag en nacht op stap; zeker bij zijn meisje.’[15]
In mei 1944 verdween Moffi spoorloos, vooral tot groot verdriet van Peter. ‘Heb ik je al verteld dat onze Moffi weg is? Sinds verleden week Donderdag spoorloos verdwenen. Ze zal zeker allang in de kattenhemel zijn, terwijl de een of andere dierenvriend van haar een lekker boutje maakt. Misschien krijgt een meisje dat geld heeft een muts van haar vel. Peter is over dit feit erg bedroefd.’[16]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdwenen talloze katten. Door de voedselschaarste werd kattenvlees – smaakte als konijn – als acceptabel alternatief gezien. En ook het kattenvel werd gebruikt, zoals uit Annes citaat blijkt. Kattenhouders werd dringend geadviseerd om hun huisdier binnen te houden.
Scharminkeltje
Scharminkeltje dook in Annes dagboek voor het eerst op in juni 1944. ‘De nieuwe Moortje uit het magazijn’,[17] klaarblijkelijk de vervanger van Moffi, was helaas geen lang verblijf in de Prinsengracht beschoren. ‘Ze neemt de kattebak als slaapplaats en de verpakkings-houtwol als w.c. Onmogelijk te houden,' noteerde Anne kort en krachtig.[18]
Noten
- ^ Familiearchief Anne Frank-Fonds, Bazel, Alice Frank, AFF_AIF_corr_18: Anne Frank aan (grootmoeder) Alice Frank-Stern.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 8 juli 1942, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013.
- ^ Paul Arnoldussen, ‘Ook met de poes van Anne Frank liep het niet goed af’, Het Parool, 16 april 2013, https://www.parool.nl/nieuws/ook-met-de-poes-van-anne-frank-liep-het-niet-goed-af~b06d64f5/
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 2 juni 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Arnoldussen, ‘Ook met de poes van Anne Frank liep het niet goed af’.
- ^ Miep Gies & Alison Leslie Gold, Herinneringen aan Anne Frank. Het verhaal van Miep Gies, de steun en toeverlaat van de familile Frank in het Achterhuis, Amsterdam: Bert Bakker, 1987, p. 105.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 26 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 oktober 1942, in: Verzameld werk.
- a, b Anne Frank, Dagboek B, 3 augustus 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Gies & Gold, Herinneringen aan Anne Frank, p. 198.
- a, b Anne Frank, Dagboek B, 12 maart 1943, in: Verzameld werk. Zie ook Gies & Gold, Herinneringen aan Anne Frank, p. 63.
- ^ Gies & Gold, Herinneringen aan Anne Frank, p. 51.
- a, b Anne Frank, Dagboek B, 24 januari 1944, in: Verzameld werk.
- a, b Anne Frank, Dagboek A, 15 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 2 juni 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 5 juni 1944, in: Verzameld werk.