NL

Job Jansen sr.

Job Jansen sr. werkte midden jaren dertig af en toe voor Otto Franks bedrijf Opekta.

Job Jansen sr. werkte midden jaren dertig af en toe voor Otto Franks bedrijf Opekta. Hij trouwde in 1906. Dit huwelijk liep tien jaar later stuk.[1] Hij werkte rond 1916 als administrateur bij het theatergezelschap van Herman Heijermans, waar hij ook de kans kreeg kleine rollen te spelen. Zo ontmoette hij Jetje Bremer, die bij het Centraal Theater werkte, en met wie hij in 1915 trouwde.[2] Rond midden jaren dertig werkte zij als demonstratrice bij Opekta. Daardoor kon ook Jansen incidenteel als standbouwer werken.[3] In deze tijd sympathiseerde hij al met de NSB.[4]

In februari 1941 was Jansen als WA’er aanwezig bij de begrafenis van Hendrik Koot, die bij een straatgevecht dodelijk gewond was geraakt. Met een andere WA’er bracht hij een Joodse voorbijganger, die zich in hun ogen niet respectvol genoeg gedroeg, over naar bureau Singel. Daar bedreigden ze de aanwezige agenten omdat die weigerden de man te arresteren.[5]

In maart 1941 ontmoette Jansen Otto Frank op het Rokin. Otto Frank wist dat Jansen “niet afwijzend” stond tegenover de NSB. Ze raakten in gesprek over de oorlogstoestand, waarbij Frank zich naar eigen zeggen negatief over de Duitse vooruitzichten uitliet. Enkele weken later diende zich op zijn kantoor een bezoeker aan, Ahlers geheten. Deze toonde een brief waarin dit gesprek aan de leiding van de NSB werd gemeld, met verzoek deze brief door te zenden naar de SD. Frank zag Jansens naam en NSB-lidnummer 29992 onder de brief staan, ook herkende hij het handschrift.[6] Otto Frank betaalde Ahlers voor de informatie, hield de brief en liet die aan enkele personeelsleden, een agent van de vreemdelingendienst en mr. Dunselman lezen. Dunselman vernietigde de brief.[6]

Op 21 maart 1949 veroordeelde het Kantongerecht in Amsterdam Jansen wegens verschillende feiten, waaronder het denunciëren van Otto Frank en het bedreigen van de agenten op bureau Singel. Hij kreeg viereneenhalf jaar internering. Door vermindering met het voorarrest kwam hij vrij op 30 september 1949.[7]

Bron persoonsgegevens.[8] Adressen: Warmondstraat 111 huis, Amsterdam (9132), Amstelveenseweg 72 huis (1938);[9] Kazernestraat 16 II (1941), Ptolemaeusstraat 10 bv (juni 1942), Den Haag (juli 1942).[1]

Noten

  1. a, b Stadsarchief Amsterdam (SAA), Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238), Archiefkaart J.M. Jansen.
  2. ^ Nationaal Archief (NL-HaNA), Den Haag, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), inv. nr. 23834, rapport Pro Justitia, 10 februari 1949, p. 2.
  3. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23834, p.v.b. PRA A’dam, verklaring Otto Frank.
  4. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23834, rapport Pro Justitia, p. 3.
  5. ^ SAA, Gemeentepolitie Amsterdam, inv. nr. 6730, rapport bureau Singel, 17 februari 1941, mut. 9.55.
  6. a, b NL-HaNA, CABR, 23834, PRA A’dam, verklaring O. Frank.
  7. ^ NL-HaNA, CABR, 23834, PRA A’dam, uitspraak Kantongerecht 21 maart 1949. Zie verder: Rosemary Sullivan, Het verraad van Anne Frank: het baanbrekende onderzoek van een internatonaal coldcaseteam in Nederland, Amsterdam: Ambo|Antos, 2020, p. 137-144.
  8. ^ SAA, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart J.M. Jansen; Sytze van der Zee, Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker, Amsterdam: De Bezige Bij, 2010, p. 83.
  9. ^ SAA, Dienst Bevolkingsregister, Gezinskaarten (toegangsnummer 5421): Gezinskaart J.M. Jansen.