Otto Müller
Otto Müller was een Oostenrijker die een door de Nederlandsche Opekta Mij. ondersteunde visumaanvraag indiende.
Otto Müller diende in 1938 een visumaanvraag in die ondersteund werd door de Nederlandsche Opekta Mij. De identiteit van Otto Müller is vooralsnog onbekend. Hij wendde zich als statenloze tot de Nederlandse consul in Zürich voor een visum. De Nederlandse autoriteiten wonnen inlichtingen in en beslisten negatief.
Het Ministerie van Justitie noemde Müller in een brief van 14 april 1938 aan het Ministerie van Sociale Zaken: “(…) niets anders dan een vluchteling uit het voormalige Oostenrijk”. Bovendien leefde de vrees dat Müller, eenmaal in Nederland, niet meer zou vertrekken. Volgens Justitie was Müller een toneelschrijver van wie voor de Nederlandse handel niet veel viel te verwachten. Het advies was dan ook niet aan visumverstrekking mee te werken.[1]
Sociale Zaken antwoordde op 7 juli 1938. Justitie schreef op 29 juli 1938 aan de Procureur-generaal in Amsterdam dat Opekta kon worden bericht dat er bezwaar bestond tegen de toelating van Müller tot Nederland. De brief werd ondertekend door secretaris-generaal Van Angeren.[2] Diens broer was eerder commissaris van Opekta geweest.
Noten
- ^ Nationaal Archief, Den Haag, Inventaris van de archieven van het Ministerie van Justitie: Verbaalarchief, (1853) 1915 – 1955 (1963); Kabinetsarchief, (1907) 1915 – 1940 (toegang 2.09.22), inv. nr. 11373, Verbaal 1234: Conceptbrief aan ministerie van sociale zaken d.d. 14 april 1938.
- ^ Noord-Hollands Archief, Haarlem, Parket van de Procureur-generaal te Amsterdam, 1930-1939 (toegang 307), inv. nr. 99: Brief secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie aan de Procureur-generaal te Amsterdam, 29 juli 1938.