Registratie in Auschwitz-Birkenau: de vrouwen
Nadat de onderduikers de eerste selectie bij aankomst in Auschwitz hadden overleefd, werden de vrouwen geregistreerd. Ze kregen het administratienummer op hun arm getatoeëerd, werden gewassen en kaalgeschoren. Hierna verbleven ze in het Durchgangslager van Auschwitz-Birkenau.
Vanaf de Rampe (laadperron van Auschwitz) liepen de circa 250 vrouwen in kolonnes van vijf bij vijf naar de open ruimte voor het Saunagebouw. De mannen doorliepen eenzelfde procedure als de vrouwen, maar ze kwamen elkaar daarbij niet meer tegen. Het wachten duurde uren. De vrouwen moesten zich alfabetisch opstellen op de eerste letter van hun achternaam. Binnen in een grote ruimte met lange tafels moesten ze zich uitkleden en hun laatste bezittingen afgeven. Geheel naakt moesten de gevangenen nu naar de volgende ruimte lopen, waar gevangenen van het Aufnahmekommando achter tafels zaten. Zij vulden voor elke nieuwaangekomen gevangene een voorgedrukt formulier waarop personalia, uiterlijke kenmerken, fysieke toestand en het net gekregen nummer geregistreerd werden. Dit nummer werd in een volgende ruimte, waar ook al hun lichaamshaar werd afgeschoren, op de linker onderarm getatoeëerd.[1] Anne kreeg een nummer in de reeks A 25110 t/m A 25116 of A 25121 t/m A 25124.[1]
Enkele vrouwen zeggen dat hun hoofdhaar eerst kortgeknipt werd en dat ze pas later kaalgeschoren werden.[2] Daarna betraden de gevangenen een ruimte met douches, waar onaangenaam heet tot ijskoud water uit stroomde, en soms hete stoom voor het desinfecteren. De douche was voor velen de eerste gelegenheid sinds dagen om de dorst te lessen.[3]
Ondertussen doorzocht het Kanada-Kommando de meegebrachte bagage en kleding op kostbaarheden. De kleding werd in een ander gedeelte van het Saunagebouw in speciale stoominstallaties ontsmet. Na het douchen kwamen de gevangenen in het volgende vertrek om te drogen aan de lucht want er waren geen handdoeken. In de eerste jaren kregen ze daar kampkleding, maar in de loop van 1944 waren tekorten ontstaan waardoor de vrouwen willekeurig kledingstukken kregen toegeworpen.[1] Volgens de meeste getuigen kregen ze geen ondergoed.[4] Op de rug waren soms met rode verf strepen aangebracht.[5] Leny Boeken-Velleman, een van de overlevenden van het transport van 3 september 1944, herinnert zich dat er rode verf op haar kleding was aangebracht.
‘Ik kreeg een soort zwarte zak die op een jurk leek, met op de rug een groot wit vierkant erin genaaid. In dat witte stuk was met rode verf een groot vlak geschilderd. Stel je voor dat je wilde vluchten, dan was je snel te herkennen en je had een goed zichtbaar doelwit op je rug.’[6]
De overgebleven vrouwen van dit transport werden beschouwd als potentiele dwangarbeidsters die ingezet kondenworden in de Duitse oorlogsindustrie. Ze kwamen terecht in het deel van Auschwitz-Birkenau dat als Durchgangslager (doorgangskamp) voor dwangarbeidster werd beschouwd.[7] Anne kwam met haar moeder, Margot en Auguste van Pels in quarantaineblok 29 terecht.[8]
Over Anne‘s verblijf in Auschwitz is weinig bekend. De kampadministratie is bijna geheel verloren gegaan.
Noten
- a, b, c Wacław Długoborski, Franciscek Piper (eds.), Auschwitz 1940-1945. Central issues in the history of the camp, Oświecim: Auschwitz-Birkenau State Museum, 2000, deel II, p. 58-60.
- ^ NIOD Nederland Instituut voor Oorlogs,-Holocaust- en Genocidestudies,, 250d, inv.nr. 439, Sara Boektje; Nederlands Rode Kruis, Den Haag, 2050, inv.nr. 1301, mevrouw Weisz.
- ^ Auschwitz 1940-1945, deel II, p. 59; Anne Frank Stichting, Anne Frank Collectie, Otto Frank Archief, reg. code OFA_85: Joseph Spronz: ‘Ich war ein Haeftling in Auschwitz’ (ongepubliceerde Duitse vertaling uit 1946 van: Jószef Spronz, Fogoly voltam Auschwitzban, Boedapest, 1946), p. 4; Irena Strzelecka, Women in Auschwitz, Oswieçim: Auschwitz-Birkenau State Museum, 2017, p. 399-400.
- ^ NIOD, 804, onderzoek Sobibor: inv.nr. 18, Cato Polak, verklaring 20 oktober 1947; nrk 2050, inv.nr. 1301, mevr. S. Weisz; Iwaszko, ‘Deportation’, 58-60.
- ^ Strzelecka, Women in Auschwitz, p. 400; Joods Historisch Museum, Amsterdam, nr. D001008: Ooggetuigenverslag van een jong meisje
- ^ Leny Boeken-Velleman, Breekbaar, maar niet gebroken. Het verhaal van een Auschwitz-overlevende, Laren: Verbum, 2006, p.90.
- ^ Danuta Czech noemt BIIc als het deel van Auschwitz-Birkenau waar de vrouwen terecht komen: Danuta Czech, Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939–1945, Reinbek bei Hamburg: Rowohlt, 1989, pp. 921-922; Waclaw Dlugoborski, Franciscek Piper (eds.), Auschwitz 1940-1945 : central issues in the history of the camp, Oswiecim: Auschwitz-Birkenau State Museum, 2000, deel V, p. 220-221. Rosa de Winter noemt barak 29 in BIIb als het deel van het kamp waar ze terecht komen: Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt! Het satanswerk van de S.S.: relaas van het lijden en de bevrijding uit het concentratiekamp "Birkenau" bij Auschwitz, Doetinchem: Misset, 1944, p. 23.
- ^ Dit is gebaseerd op de verklaringen van verschillende getuigen uit hetzelfde transport die zeggen in dezelfde barak als Edith, Anne en Margot te hebben verbleven: Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi Sticht, 1988; Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt!, p.23.