NL

Auguste van Pels gevangen in Raguhn

Auguste van Pels werd vanuit Bergen-Belsen op transport gesteld naar een buitenkamp van Buchenwald genaamd Raguhn. Daar moest zij dwangarbeid verrichten totdat zij, dodelijk ziek, opnieuw op transport werd gesteld naar Theresienstadt. Tijdens dat transport sterft ze.

Op 7 februari 1945 werd Auguste van Pels vanuit concentratiekamp Bergen-Belsen op transport gesteld voor tewerkstelling in Raguhn, een buitenkamp van concentratiekamp Buchenwald. Na drie dagen kwam het transport op 10 februari 1945 aan. Auguste van Pels was nummer 457 op de transportlijst en kreeg als registratienummer 67357.[1][2] Dit was een registratienummer van kamp Buchenwald. De gevangenen droegen gevangenenkleding en liepen dagelijks onder bewaking door het Duitse dorp Raguhn naar hun werk in de fabriek.[3] Het is niet bekend wat voor werk Auguste moest doen. Enkele getuigen die tegelijkertijd met Auguste van Pels gevangen zaten, vertelden over het werk dat zij moesten doen. Zo deden Cato Polak en Annelore Daniel montagewerkzaamheden in een vliegtuigfabriek.[4] Rachel van Amerongen werkte in een aardappelcommando.[5]

Op 9 april 1945 ging Auguste weer op transport met als eindbestemming Theresienstadt. Zij was toen al heel erg ziek en verzwakt.[6] Het was een vreselijke reis; de trein werd regelmatig beschoten en stond lange stil.[7] Tijdens dit transport (dat aankwam in Theresienstadt) stierf Auguste van Pels. Er bestaan hierover twee verklaringen. Rachel van Amerongen Frankfoorder, die deel uitmaakte van hetzelfde transport, verklaarde voor het Rode Kruis op 28 september 1945:Tijdens de reis van Ranguhn naar Theresienstadt is door de Duitsers onder de trein gegooid en daardoor gedood: Mevr. Gusti van Pels-Roettgen, circa 42 jaar oud. Omdat het transport begon op 9 april 1945 is dit aanleiding om als sterfdatum van Auguste van Pels in de eerste helft van april 1945 te noemen.[8]

Medegevangene in Bergen-Belsen, Annelore Daniel, vertelde dat Auguste van Pels onderweg van Raguhn richting Theresienstadt in de trein stierf en dat zij Auguste zelf langs de kant van het spoor, in de berm, heeft neergelegd en achtergelaten.[9]

Noten

  1. ^  Het Nederlandse Rode Kruis (NRK), Den Haag, inv. nr. 704: Transport vom Bergen-Belsen nach Raguhn.  
  2. ^ Omdat het buitencommando Raguhn onderdeel was van het concentratiekamp Buchenwald, werden de vrouwen opgenomen in de administratie van dat kamp en kregen ze ‘Buchenwaldnummers’.
  3. ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988, p. 122.
  4. ^ NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Amsterdam, inv.no. 804: Vernietigingskamp Sobibor: Verklaring Cato Polak, 20 oktober 1947; Annelore Daniel, interview.
  5. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 122.
  6. ^ Anne Frank Stichting (AFS), GetuigenVerhalen II, Interview met Annelore Beem- Daniel, Bilthoven, 19 mei 2014.
  7. ^ Archief Gedenkstätte Bergen-Belsen: Getuigenis Simone Grzybowski; Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 122-123.
  8. ^ NRK, Collectie Westerbork en de reconstructie van de lotgevallen na WOII, 1939-2007, inv.nr. 1237, Verklaring Rachel van Amerongen.
  9. ^ AFS, GetuigenVerhalen II, Interview met Annelore Beem- Daniel, Bilthoven, 19 mei 2014.