NL

Arrestatie Johannes Kleiman en Victor Kugler

Bij de inval van 4 augustus 1944 van het Achterhuis werden ook de helpers Johannes Kleiman en Victor Kugler gearresteerd.

Op 4 augustus 1944 rond half elf 's ochtends viel een arrestatieteam het pand aan de Prinsengracht binnen.[1] De politiemannen reden met een auto voor, stapten uit, waarop een van de Nederlandse rechercheurs iets aan het pakhuispersoneel vroeg, dat hem naar de bovengelegen kantoorverdieping verwees. Daar troffen zij het kantoorpersoneel dat aan het werk was. Op dat moment zaten daar in ieder geval Bep Voskuijl en Miep Gies, die beiden op de hoogte waren van de onderduikers. 

Het is niet helemaal duidelijk waar Kleiman precies was op het moment van de inval. Miep en Bep verklaarden in december 1963 dat zij samen in het voorkantoor zaten en dat Kleiman pas binnenkwam toen de Sichterheitsdienst (SD) al in het gebouw was. Volgens hen gaf hij bij binnenkomst zijn portefeuille aan Bep met het verzoek deze af te geven bij een bevriende drogist in de buurt.[2]

Kleiman noemde in januari 1948 de SD' ers Karl Silberbauer en (rechercheurs) Gezinus Gringhuis en Willem Grootendorst die het kantoor binnenkwamen.[3] De rechercheurs liepen van het voorkantoor door naar het kantoor van Victor Kugler, die op dat moment directeur van Opekta/Pectacon was. De politiemannen ondervroegen hem en namen hem mee om het gebouw te doorzoeken.  Aanvankelijk ging alleen Kugler mee het Achterhuis in, maar later werd ook Kleiman daarnaartoe gebracht.[4]

Volgens verklaringen van de SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer (die geen Nederlands verstond) na de oorlog, werd Kugler direct door een van de Nederlandse SD’ers in verhoor genomen. Daarna zou Kugler hen rechtstreeks naar de boekenkast hebben geleid. Jaren later verklaarde Kugler zelf dat hij de SD’ers zo lang mogelijk aan het lijntje hield. Echter, aldus Kugler: ‘Zij wisten het.’[4] Verdere verklaringen omtrent Kugler tijdens de inval zijn uit tweede hand, en lopen nogal uiteen.

Volgens verklaringen van Victor Kugler was Edith Frank-Holländer de eerste die hij zag toen hij, gevolgd door de SD'ers, het Achterhuis binnenging. Hij zei hierover: ‘Ich konnte nur mit vieler Mühe sagen: die Gestapo ist da.’ [4]

Uiteindelijk werd Kugler samen met de acht onderduikers en Kleiman naar het gebouw van de Sicherheitsdienst aan het Adama van Scheltemaplein 1 gebracht.[5] In het gebouw van de SD werden zij samen in een grote ruimte opgesloten, om later een voor een te worden verhoord.

Kugler noemde in zijn vrij summiere verklaring voor de Politieke Recherche Afdeling van 14 januari 1948 geen details over de arrestatie.

Noten

  1. ^ Dit tijdstip gaf Jo Kleiman in 1948 aan, en werd door Otto Frank in 1963 herhaald. Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), toegang 2.09.09, inv. nr. 23892: Verklaringen J. Kleiman, 12 januari 1948 en O. Frank, 2-3 december 1963.
  2. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892: Verklaringen Miep Gies en Bep Voskuijl in p.v.b. 86/1963 v.H. De drogist was Derk Kollen op de Leliegracht.
  3. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892: Verklaring 12 januari 1948 aan Politeke Recherche Afdeling (P.R.A.).
  4. a, b, c Deutsches Literaturarchiv, Marbach, Archief Ernst Schnabel: Schriftelijke verklaring van Victor Kugler, 17 september 1957.
  5. ^ Otto Frank zelf verklaarde herhaaldelijk dat zij na zijn arrestatie door de SD naar de Aussenstelle – het regionale kantoor – van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat zijn gebracht. De Zentralstelle fur jüdische Auswanderung, de dienst die zich bezighield met de opsporing en het verhoor van ondergedoken Joden, bevond zich echter aan het Adama van Scheltemaplein 1, tegenover de Aussenstelle van de Sicherheitsdienst aan de Euterpestraat in Amsterdam. Silberbauer, die het arrestatieteam leidde, verklaarde echter dat hij de onderduikers mee had genomen naar zijn bureau aan het Adama van Scheltemaplein. NL-HaNA, 2.09.09 CABR, inv.nr. 23892, dossier W.G. van Maaren, proces-verbaal, 3 november 1964: verhoor Otto Frank, 2-3 december 1963, 3. Met betrekking tot het transport heeft Otto Frank het over een gesloten vrachtauto. Jan Gies noemt een donkerkleurige bestelauto, waarschijnlijk arrestantenauto van de Amsterdamse politie. Silberbauer heeft het over een Duitse politieauto. NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dossier van Maaren, procesverbaal, 3 november 1964: verhoren Otto Frank (2-3 december 1963), Jan Gies (23 december 1963) en Carl Silberbauer (3 januari 1964), NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dosier van Maaren, procesverbaal; In het CABR dossier van Janssen noemt Otto Frank één beambte van de Grüne Polizei en vier Hollandsche politie-ambtenaren: NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23834, onderzoek contra Josephus Marinus Jansen, procesverbaal, verhoor Otto Frank, 20 november 1946.