Anne Frank in Auschwitz-Birkenau
Na de aankomst en registratie in Auschwitz-Birkenau kwam Anne met haar moeder, Margot en Auguste van Pels in 'Frauenblock 29' terecht. Vandaaruit zou ze samen met Margot tijdelijk in de schurftbarak hebben verbleven.
Na de aankomst en selectie werden de overgebleven vrouwen van het transport beschouwd als potentiele dwangarbeidsters die ingezet konden worden in de Duitse oorlogsindustrie. De vrouwen kwamen daarom terecht in het deel van Auschwitz-Birkenau dat als Durchgangslager (doorgangskamp) voor dwangarbeidsters werd beschouwd.[1] Anne kwam met haar moeder en zusje Margot en Auguste van Pels in Frauenblock 29 terecht. [2]
Bloeme Emden en Lenie de Jong-van Naarden vormden samen met een tiental andere Nederlandse vrouwen een hecht groepje in Auschwitz-Birkenau. Daar hadden ze contact met Anne, Margot en Edith. Volgens Bloeme vormden Anne, Margot en Edith Frank een ‘onafscheidelijke drie-eenheid’.[3] In de barak zouden Anne, Margot en Edith samen een bed hebben gedeeld.[4]
Verschillende getuigen vertellen dat Anne en Margot tijdelijk vanwege schurft in een ziekenbarak verbleven. Lenie de Jong-van Naarden herinnerde zich dat het eigenlijk Margot was die moest worden opgenomen, maar dat Anne bij haar zus wilde blijven en daarom met haar meeging.[5]
De omstandigheden in de schurftbarak waren erbarmelijk en veel zieken werden aan hun lot overgelaten. Om Anne en Margot in het Krätzeblock te helpen groef Edith Frank samen met de moeder van Frieda Brommet (die ook in de schurftbarak lag) en Lenie de Jong-van Naarden, ergens aan de zijkant van de barak een gat om eten aan de kinderen te geven.[6]
Bovendien zouden Edith Frank en de moeder van Frieda Brommet zich hebben verstopt om niet mee te gaan op transport en zo voor hun kinderen te blijven zorgen. Frieda Brommet herinnerde zich:
'Ze hebben samen een gat gegraven. (…) en op een dag kwam mijn moeder en die kon ook spreken door dat gat, en die zei, die riep dan: ‘Frieda! Frieda!’ […] En zei: ‘Mevrouw Frank en ik zijn de enigen die nu hier in het kamp zijn. We hebben ons verstopt want de groep is op transport gegaan. Maar wij hebben ons verstopt, want we wilden bij jullie blijven. En we hebben wat brood gestolen en dat geef ik nu aan door het gat en dat moeten jullie maar met z’n vieren delen.’ En met z’n vieren was met Margot en Anne.'[7]
Op 30 oktober 1944 was er een selectie voor een transport van ongeveer duizend vrouwen die weliswaar ziek waren, maar potentieel wel voor te werkstelling in de Duitse oorlogsindustrie geschikt geacht werden.[8] Rosa de Winter vertelde hoe Anne en Margot hiervoor werden geselecteerd en dat Edith en zijzelf achterbleven.[9] Het transport vertrok op 1 november en kwam op 3 november 1944 in Bergen-Belsen aan.
Noten
- ^ Danuta Czech noemt BIIc als het deel van Auschwitz-Birkenau waar de vrouwen terecht komen: Danuta Czech, Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939–1945, Reinbek bei Hamburg: Rowohlt, 1989, pp. 921-922; Waclaw Dlugoborski, Franciscek Piper (eds.), Auschwitz 1940-1945. Central issues in the history of the camp, Oswiecim: Auschwitz-Birkenau State Museum, 2000, deel V, p. 220-221. Rosa de Winter noemt barak 29 in BIIb als het deel van het kamp waar ze terecht komen: Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt! Het satanswerk van de S.S.: relaas van het lijden en de bevrijding uit het concentratiekamp "Birkenau" bij Auschwitz, Doetinchem: Misset, 1944, p. 23.
- ^ Dit is gebaseerd op de verklaringen van verschillende getuigen uit hetzelfde transport die zeggen in dezelfde barak als Edith, Anne en Margot te hebben verbleven: Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988; Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt!, p.23.
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief: Interview Bloeme Evers-Emden, 11 maart 2010.
- ^ NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 250d, Kampen en gevangenissen, inv.nr. 583, I. Salomon. Ook andere vertelden hierover: Bloeme Evers-Emden, Ronnie Goldstein-van Cleef, Lenie de Jong-van Naarden, Frieda Menco-Brommet, Anita Mayer-Roos.
- ^ AFS, Getuigenarchief: Interview Lenie de Jong-van Naarden, 22 maart 2010.
- ^ Ook Frieda’s moeder Rebecca Brommet-Ritmeester overleefde de Holocaust. AFS, Getuigenarchief: Interview Frieda Menco-Brommet, 12 februari 2010.
- ^ AFS, Getuigenarchief. De getuigenissen hierover van Frieda Menco-Brommet, Ronnie Goldstein-van Cleef en Lenie de Jong-van Naarden hebben allemaal dezelfde strekking en wijken slechts in enkele kleine details van elkaar af.
- ^ L. Landsberger, A. de Haas, K. Selowsky (red.), Auschwitz. Deel VI: De afvoertransporten uit Auschwitz en omgeving naar het noorden en het westen, en de grote evacuatietransporten, 's-Gravenhage: Hoofdbesuur van de Vereniging Het Nederlandsche Roode Kruis, 1952, p. 15.
- ^ Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt!, p. 27-29.