NL

Otto Frank en het toneelstuk 'The Diary of Anne Frank'

In 1955 verscheen de Amerikaanse toneelversie van het dagboek van Anne Frank op de planken.

In het contract met uitgeverij Contact (1946) had Otto Frank expliciet geregeld dat hij de vertaal- en filmrechten van het dagboek zou behouden.[1] Nadat Meyer Levins toneelbewerking was afgewezen, kreeg het schrijversechtpaar Frances Goodrich en Albert Hackett eind 1953 de opdracht. Hun toneelstuk Het dagboek van Anne Frank ging, na try-outs in Philadelphia, op Broadway in première op 5 oktober 1955. Het stuk, geproduceerd door Kermit Bloomgarden en geregisseerd door Carson Kanin, kreeg onder andere de Pulitzerprijs en werd in veel talen vertaald en in veel landen opgevoerd.

Meyer Levin

Meyer Levin las de Franse editie van het dagboek en zocht via de uitgever (Calman-Lévy) contact met Otto Frank.[2] Hij was geraakt door het dagboek en zag het als zijn taak het in het Engels te vertalen. Hij hiep Otto Frank bij het vinden van een Engelse en Amerikaanse uitgever en was van meet af aan overtuigd van de mogelijkheden van het dagboek voor verfilming en toneelbewerking.[3] Levin bracht Otto Frank in contact met de Engelse uitgever van het dagboek, Vallentine Mitchell.[4] Hij benaderde diverse mensen uit de toneel- en filmwereld en deed een hartstochtelijk beroep op Otto Frank om hem het toneelstuk te laten schrijven.[5] Begin september 1952 stemde Otto Frank toe, maar wel onder voorbehoud dat de door Meyer Levin voorgestelde producente, Cheryl Crawford de kwaliteit van het stuk zou beoordelen.[6] Otto Frank vond dat hij dit zelf niet kon, omdat hij er gevoelsmatig te veel bij betrokken was.[7]

Half september 1952 was Meyer Levins toneelbewerking klaar.[8] Maar Cheryl Crawford wees het af (oktober 1952). Meyer Levin legde zich hier niet bij neer[9] en vroeg Kermit Bloomgarden als producent. Maar ook Bloomgarden wees het stuk af. Bloomgarden had zich ook al in augustus 1952 tot Otto Frank gericht met het verzoek het toneelstuk te mogen produceren.[10] Om uit de impasse te komen, sloten Otto Frank, Cheryl Crawford en Meyer Levin een overeenkomst. Levin kreeg een maand de tijd (tot 21 december 1952) om zijn stuk aan veertien producenten voor te leggen. Als er geen interesse was, zou hij het stuk terugtrekken.[11] Toen vervolgens alle veertien producenten het stuk afwezen, hield Meyer Levin zich niet aan de afspraak en stelde hij alles in het werk zijn toneelbewerking alsnog opgevoerd te krijgen. In het Otto Frank Archief bevindt zich uitgebreide correspondentie en documentatie over het conflict tussen Meyer Levin en Otto Frank, waarbij Meyer Levin herhaaldelijk de publieke opinie en de Joodse gemeenschap probeerde te mobiliseren ten gunste van zijn toneelbewerking van het dagboek door de pers in te schakelen. [12]

Toen Cheryl Crawford zich in april 1953 terugtrok als producente, sloot Otto Frank op 2 oktober 1953 een contract met Kermit Bloomgarden. Crawford zag er vanaf omdat ze genoeg had van de moeilijkheden met Meyer Levin en omdat ze in financiële moeilijkheden was gekomen door de productie van een ander toneelstuk.[13] Voor een nieuwe toneelbewerking viel de keuze op het echtpaar Frances Goodrich en Albert Hackett. Zij tekenden het contract op 23 februari 1954. Carson McCullers, die al november 1952 door Cheryl Crawford werd benaderd, had eerst toegezegd het toneelstuk te schrijven, maar zij moest zich in april 1953 vanwege gezondheidsredenen terug trekken.[14]

Vanaf januari 1955 voerde Meyer Levin rechtszaken tegen Otto Frank, Cheryl Crawford en Kermit Bloomgarden waarin hij hen beschuldigde van fraude, contractbreuk en plagiaat.[15] De aanklacht werd uiteindelijk alleen toegewezen wat betreft plagiaat. Het proces werd in hoger beroep beslecht in een schikking: Otto Frank betaalde Meyer Levin 50.000 dollar die daarbij afstand deed van zijn bewerkingen van het dagboek. (26 oktober 1959).[11] Na deze uitspraak bleef Meyer Levin in het openbaar zijn ongenoegen uiten. Toen hij zijn toneelstuk in 1966 toch in Israël op de planken bracht, liepen de spanningen weer hoog op.[16] In zijn boek The Obsession uit 1973 gaf hij zijn eigen visie op de hele affaire.[17]

Het aan Meyer Levin toegekende schikkingsbedrag van 50.000 dollar werd in de jaren ’80 aangegrepen door 'dagboekontkenners' om het dagboek van Anne Frank te bestempelen als een vervalsing, door Meyer Levin geschreven in opdracht van Otto Frank.

Frances Goodrich and Albert Hackett

De Hacketts begonnen met hun toneelbewerking op 15 december 1953.[18] Op 27 december 1953 zochten de Hacketts voor het eerst contact met Otto Frank.[19] Daarna ontstond er een intensieve briefwisseling waarbij Otto Frank hen commentaar en advies gaf en al hun vragen beantwoordde. Zo bracht Otto Frank de Hacketts in contact met de in Amerika woonachtige Ernst Meyer en zijn gezin. Dit waren goede vrienden van hem, die de schrijvers veel over de familie Frank, de andere onderduikers en Amsterdam konden vertellen.[19]Voor de joods-religieuze aspecten uit het dagboek hadden de Hacketts contact met de liberale rabbijn Max Nussbaum.[19] Nussbaum was de echtgenoot van Ruth Nussbaum-Offenstadt, moeder van Hannah Toby en eerder getrouwd met Fritz Toby. Een bekende foto van Anne en haar vriendinnen in de zandbak (1937) werd bij hen in de tuin gemaakt.

De vierde versie van het toneelscript  was de eerste versie die Otto Frank in juni 1954 onder ogen kreeg.[20] Otto Frank vond het resultaat teleurstellend:

'{…) I am not moved. (…) Whereas with the Levin play I felt that the psychological development and the characters were good, but that I could not judge the dramatic value, my first impression of the Hackett version is to be excellent routine work, but not giving the spirit of the book. (…) Perhaps it is anyhow a base which, with many changes could be worked out to a higher standard. (…) I cannot say that the script is against the spirit of Anne but it is not working up to the high spirit of Anne and in its present form would never convey the message which the book contains. You can imagine that I feel very miserable about the situation.'[21]

Bezwaard schreef hij een brief aan de Hacketts met zijn kritiek dat het toneelstuk de diepgang van Annes karakter noch de boodschap van het boek weergaf.[22] Voor de ontwikkeling van Annes karakter beval hij een artikel aan van orthopedagoge Jean Schick-Grossmann waarvoor zij uitgebreid met Otto Frank, Johannes Kleiman en Miep Gies had gesproken.[23]

In New York werkten de Hacketts aan de vierde, vijfde en zesde versie van het stuk.[24] Deze versies bevielen Otto veel beter: 'I admire the way you caught the spirit of the book.'[25]Hij vond de ingevoegde scènes uitstekend in het geheel passen. Ook voor de 'broodsteel'-scene (Hermann van Pels steelt een brood) had hij begrip. Hoewel hij zich afvroeg of er juridische consequenties waren, omdat er nog een broer van Hermann van Pels in de Verenigde Staten in leven was. Bij de brief voegde hij een lijst met 'observations'and suggestions' .

Na de zevende bewerking van het script, kwamen de Hacketts naar Amsterdam waar ze, op 6 december 1954, voor het eerst Otto Frank ontmoetten. Ze bezochten de dag erop het Achterhuis, de 6e Montessorischool, Merwedeplein 37-II en een ijssalon waar 'Jews were allowed'. [26] Er was een ontmoeting met Lou de Jong die het script controleerde en er werd een uitgebreide fotoreportage van en in het Achterhuis gemaakt door fotografe Maria Austria. Op grond van dit bezoek werd het toneelstuk nogmaals herzien: de achtste versie.

Rond deze tijd werd het Achterhuis gedurende twee dagen uitvoerig en in detail door Maria Austria gefotografeerd.[27] Otto Frank noteerde in zijn agenda op 8 december 1954Fotos. - Austria. Op 11 december 1954Fotos met Haket [sic] + Kanin.[28]

Omdat het inmiddels te laat in het seizoen was, stelde de producent het toneelstuk uit tot najaar 1955.

Otto Frank beantwoorde een uitgebreide vragenlijst van Joseph Schildkraut, die de rol van Otto Frank in het toneelstuk zou gaan spelen.[29] Verder liet hij zich nauwgezet op de hoogte houden over de casting, decors, uitnodigingen voor de première etc.[30]

Op 22 augustus 1955 was de eerste repetitie. De try-outs begonnen in Philadelphia op 15 september 1955.[31] De recensies waren lovend en ook filmmaatschappijen toonden interesse.[32] Tijdens de try-outs werd de ‘broodsteel’-scene verplaatst van de ochtend naar de nacht vanwege het dramatische effect.[33]

Op 5 oktober 1955 volgde de première in New York. Otto Frank wilde nooit een toneel- of filmvoorstelling van het dagboek bijwonen. Vlak voor de première wenstte hij de spelers succes en liet hen weten: 'You will all realize that for me his play is a part of my life, and the idea that my wife and children as well as I will be presented on the stage is a painful one to me. Therefore it is impossible for me to come and see it.'  Otto Frank had zijn succeswensen al op 9 september 1954 gestuurd aan de Hacketts en liet het aan hen over of ze de brief in Philadelphia of in New York aan de spelers wilden laten zien. [34]

Noten

  1. ^ Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie (AFC), Otto Frank Archief (OFA), reg. code OFA_090: Contract Uitgeverij Contact en Otto Frank aan Contact, 1 augustus 1946.
  2. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Correspondentie van Meyer Levin met Otto Frank, 19 september 1950 e.v.
  3. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Meyer Levin aan Otto Frank, 10 maart 1951 ('I hope that if you receive any film or stage enquiries, you may direct them to me as I would very much want the opportunity to work on such an adaptation, for I am sure that it will come, and it must be done tenderly, and with utmost fidelity'.).
  4. ^ Zie AFS, AFC. reg. code OFA_132.
  5. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Meyer Levin aan Otto Frank, 16 juni 1952.
  6. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_172: Correspondentie van Otto Frank met Cheryl Crawford, 9 juli 1952 en 6 september 1952.
  7. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Otto Frank aan Meyer Levin, 6 november 1952.
  8. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Otto Frank aan Meyer Levin, 18 september 1952.
  9. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_159: Meyer Levin aan Otto Frank, 30 oktober 1952.
  10. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_172: Telegram Kermit Bloomgarten aan Otto Frank, augustus 1952; AFS, AFC, reg. code OFA_172: Otto Frank aan Edwin Eytan, 13 april 1960; AFS, AFC, reg. code OFA_172: Otto Frank aan Bernard Heller, zonder datum.
  11. a, b AFS, AFC, reg. code OFA_171: Meyer Mermin aan Otto Frank, 6 december 1952; AFS, AFC, reg. code OFA_171: Meyer Levin aan Otto Frank, 23 december 1952.
  12. ^ Zie: AFS, AFC, reg. code OFA_159: Correspondentie van Otto Frank met Meyer Levin en AFS, AFC, reg. code OFA_171: Correspondentie van Otto Frank met zijn Amerikaanse advocaat Meyer Mermin.
  13. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_171: Correspondentie van Meyer Mermin met Otto Frank.
  14. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_172; AFS, AFC, reg. code OFA_171: Contract Otto Frank met de Hacketts, 23 februari 1954.
  15. ^ AFS, AFC, reg. code 164: Aanklacht Meyer Levin vs. Otto Frank en Cheryl Crawford, 5 januari 1955; AFS, AFC, reg. code 164: Aanklacht Meyer Levin vs Otto Frank en Kermit Bloomgarden, 26 februari 1956.
  16. ^ Telegram van advocaat Edward Costikiyan aan Otto Frank met voorstel Levin en het theater te wijzen op de rechtenschending, d.d. 1 december 1966. Otto Frank laat op 3 december weten dat hij daarmee akkoord gaat. AFS, Anne Frank Collectie, reg. code OFA_171, telegrammen tussen Costiyakin en Otto Frank, december 1966.
  17. ^ Meyer Levin, The Obsession, New York, NY: Simon & Schuster, 1973. Zie verder: Lawrence Graver, An obesssion with Anne Frank: Meyer Levin and the Diary, Berkeley, CA: Universoty of California Press, 1995; Ralph Melnick, The stolen legacy of Anne Frank: Meyer Levin, Lillian Hellmann, and the staging of the Diary, New Haven, CT: Yale University Press, 1997.
  18. ^ Wisconsin Historical Society (WHS), Madison, WI, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no 7, Miscellaneous: A Diary of the diary.
  19. a, b, c WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no. 2, correspondence 1952-1956: Otto Frank aan Frances Goodrich en Albert Hackett, 2 februari 1954.
  20. ^ De eerste ruwe versie is klaar op 21 januari 1954, de tweede versie op 26 februari, de derde versie op 22 april en de vierde versie op 21 mei 1954 en wordt uitgetypt en toegestuurd aan de producent, de agente van de Hacketts en aan Otto Frank. WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no 2, correspondence 1952-1956.
  21. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_171: Otto Frank aan Meyer Mermin, 2 juni 1954.
  22. ^ WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no. 2, correspondence 1952-1956: Otto Frank aan Frances Goodrich en Albert Hackett, 14 juni 1954.
  23. ^ WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no. 2, correspondence 1952-1956: Otto Frank aan Frances Goodrich en Albert Hackett, 6 juli 1954; WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961: Jean Schick Grossmann, Anne Frank. The Story within her story (ongepubliceerd, 1954).
  24. ^ De zesde versie is de tweede versie die Otto Frank onder ogen krijgt (oktober 1954). De vijfde versie is af op 19 augustus. Op 11 september 1954 wordt begonnen aan de aanpassingen voor zesde versie die op 4 oktober klaar is en kan worden uitgetypt, Zie noot 23.
  25. ^ WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no. 2, correspondence 1952-1956: Otto Frank aan Frances Goodrich en Albert Hackett, 5 november 1954.
  26. ^ Wisconsin Center for Theatre Research (WCTR), Madison,WI, Goodrich and Hackett papers, box 7: A Diary of the Diary. Met de ijssalon is zeer waarschijnlijk Oase bedoeld.
  27. ^ WCTR, Goodrich and Hackett papers, box 7: A diary of the Diary, notitie 10 december 1954.
  28. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_011: Agenda Otto Frank 1954.
  29. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_202: Otto Frank aan Joseph Schildkraut, 4 mei 1955.
  30. ^ WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no 2, correspondence 1952-1956.
  31. ^ Anne Frank-Fonds (AFF), Bazel, Hackett Korrespondenz 1954-1960, ongeïnventariseerd archief, doos 51.
  32. ^ Zie bijvoorbeeld brief 3 oktober 1955: WHS, Goodrich/Hackett papers 1927-1961, Box no 2, correspondence 1952-1956: Brief Otto Frank aan Frances Goodrich en Albert Hacketts, 3 oktober..
  33. ^ AFF, Hackett Korrespondenz, doos 51: Meyer Levin Div. (S. Mermin).
  34. ^ WHS, Goodric/Hackett papers 1927-1961, Box no. 2, correspondence 1952-1956: Otto Frank aan de Hacketts, 9 september 1955.