Contact met de buitenwereld
Eenmaal in het Achterhuis ondergedoken waren vele lijnen met het vroegere leven van de onderduikers afgesloten. Toch was er vrij veel interactie met de buitenwereld. Via de helpers kwam nieuws van buiten, berichten over de oude buurt, kranten en ander lectuur naar binnen. Daarnaast was er ook de radio, waarmee werd geluisterd naar de BBC en Radio Oranje.
Eenmaal in het Achterhuis ondergedoken waren vele lijnen met het vroegere leven afgesloten. De afhankelijkheid was groot, en aanvoer van allerlei levensbenodigdheden liep via de helpers. Ook nieuws van buiten, berichten over de oude buurt, kranten en dergelijke kwamen via hen binnen. Daarnaast was er ook de radio. De berichten van de BBC en Radio Oranje waren voor het moreel van de onderduikers van groot belang. Wel een heel belangrijke uitzending was, achteraf gezien, de rede van minister Gerrit Bolkestein op 28 maart 1944. Anne hield toen al geruime tijd een dagboek bij. Die avond hoorde zij Bolkestein echter zeggen:
'Haar [= de Nederlandse regering in Londen] staat voor oogen de oprichting van een nationaal centrum, waar al het geschiedkundige materiaal betreffende deze jaren zal worden bijeengebracht, bewerkt en uitgegeven […] Wil het nageslacht ten volle beseffen wat wij als volk in deze jaren hebben doorstaan en zijn te boven gekomen, dan hebben wij juist de eenvoudige stukken nodig: een dagboek, brieven van een arbeider uit Duitsland, [...] toespraken van een predikant.'[1]
Het was deze toespraak die haar op het idee bracht ‘een roman van het Achterhuis’ te schrijven.[2] Hier begon ze op 20 mei 1944 mee.[3] Haar boek is zoals bekend later in bewerkte vorm uitgegeven en wereldberoemd geworden. Dit was dus wel een heel essentieel contact met de buitenwereld te noemen.
Berichten over het dagelijks leven
Nadat de Franks hun intrek in het Achterhuis hadden genomen, zijn de enige mensen waar ze rechtstreeks contact mee hadden de helpers, aangevuld met mevrouw Kleiman[4] en de vader van Bep Voskuijl. Zij verschaften directe informatie omdat zij op de hoogte waren van allerlei nieuwtjes en toegang hadden tot reguliere en clandestiene pers. Zo vertelde Johannes Kleiman volgens Anne dat de brandweer bij het blussen van het Bevolkingsregister met veel bluswater de schade opzettelijk had vergroot.[5]
Victor Kugler bracht kranten en tijdschriften, zoals Haagsche Post, Das Reich en Cinema & Theater.[6] Anne was geïnteresseerd in film en muziek, en noteerde in haar dagboek dat Bep Voskuijl naar optredens van Thelma van Breemen en Evelyn Künneke ging.[7] Ook noemde ze concerten van Händel en Mozart die de radio uitzond.[8]
Beschouwingen over de stand van zaken in Nederland en Amsterdam baseerde Anne in 1944 vaak op krantenberichten. Ze las en schreef over inbraken, vermissingen, jeugdcriminaliteit en vandalisme.[9] Veel van dergelijke berichten verschenen in verschillende dagbladen. In het dagboek refereerde Anne aan berichten en bijbehorende gedichten van Clinge Doorenbos uit De Telegraaf, zoals de zaak van de doodgeslagen kat in Hilversum.[10] Ook het Normandiëkaartje kwam uit De Telegraaf.[11] Verder plaatste “Gies, Prinsengr. 263” in het blad een ‘Speurder’ waarin een camera te koop werd gevraagd.[12] De annonce verscheen op 6 februari ook in de Haagsche Post. Hoewel er geen expliciete vermeldingen zijn blijkt dat ook De Telegraaf in het Achterhuis werd gelezen.
Berichten over het oorlogsverloop
Naast de helpers en de kranten die zij meebrachten, was de radio een belangrijke inlichtingenbron. Anne omschrijft de radio als ‘moed-houd-bron’.[13] In september 1942 schrijft ze over het luisteren naar de Duitse radio.[14] Nadat Kugler de grote radio uit het privékantoor noodgedwongen had ingeleverd,[15] kwam er in het Achterhuis een ‘baby-radiootje’ van Kleiman.[16] Hermann van Pels hoorde rond deze tijd, mogelijk via dit radiootje, van de val van Mussolini.[17]
Naarmate de tijd vorderde, volgden de onderduikers de strijd aan het Oostfront op de voet. Na D-Day steeg het optimisme,[18] en hielden ze met behulp van het Normandië-kaartje de geallieerde vorderingen bij. Uit verschillende notities blijkt dat de onderduikers ook toegang hadden tot informatie uit ondergrondse bronnen. Zo weet Anne te vertellen dat er een voetbalwedstrijd tussen marechaussees en onderduikers zou zijn geweest, en dat de Hilversumse distributiedienst spreekuren voor onderduikers hield.[19] Het eerste bericht is afkomstig uit Trouw,[20] van het tweede is de bron onbekend. Hoewel er bij die dienst eind ’43 wel mensen waren gearresteerd, is er over dergelijke spreekuren niets bekend. In mei ’44 schrijft ze over plannen voor concentratiekampen op Nieuw-Guinea.[21] Het plan om NSB’ers te interneren op Nieuw-Guinea werd een klein jaar eerder in Het Parool naar voren gebracht.[22] Het is niet duidelijk of de onderduikers hierover uit een blad vernamen, via de radio of het van de helpers hoorden.
Berichten over familie, vrienden en bekenden
De eerste maanden was het vooral Miep die berichten over de voormalige woonomgeving bracht. Zij vertelde over de taferelen waarmee het ophalen gepaard ging. Miep Gies bracht berichten over een huiszoeking bij haar pleegouders en over de wijze waarop mensen uit haar buurt werden opgehaald.[23] Wanneer Anne schrijft over de lotgevallen van de Goslars en andere bekenden uit Zuid,[24] is dat doorgaans op basis van deze inlichtingen. Bep, die in die periode weliswaar bij haar tante op de Da Costakade woonde,[25] maar nog veel thuis kwam, wist te vertellen dat Annes klasgenootje Betty Bloemendal uit de Reinier Claeszenstraat ook naar Polen was afgevoerd.[26] Toen Fritz Pfeffer in november ’42 kwam, kende hij de actuele stand van zaken met betrekking tot het ophalen van Joden in Zuid.[27]
Kleiman voerde tijdens de onderduikperiode zakelijke correspondentie met Erich Elias in Bazel. Hij leek in bedekte termen over te brengen dat alles redelijk goed ging en informeerde naar de familie daar.[28] Zo sijpelde informatie door over de stand van zaken daar, bijvoorbeeld over de ‘Künstler-neigungen’ van Buddy.[29] Alice Frank schreef op 20 mei 1945 in een briefkaart aan Kleiman dat het laatste bericht dat zij van hem ontvangen had van 2 juni 1944 dateerde.[30] Verder ging Kleiman nog een keer naar Werner Goldschmidt en naar Albert Lewkowitz, om achtergebleven spullen uit de woning op het Merwedeplein te bemachtigen.[31] Via Miep Gies onderhield Pfeffer een correspondentie met Charlotte Kaletta. Edith Frank en Auguste van Pels waren hier uit veiligheidsoverwegingen erg op tegen.[32]
Het moet ook weer via de helpers zijn geweest dat de onderduikers hoorden dat de vertegenwoordigers Martin Brouwer en Hendrik Daatzelaar wegens bonnenhandel waren gearresteerd. Dit was in meerdere opzichten slecht nieuws: door het wegvallen van die bron ontstonden tekorten in het Achterhuis.[33] Korte tijd later bracht Miep het bericht dat de zoon van mevrouw Stoppelman, zijn vrouw en zijn schoonzusje waren gearresteerd.[34]
De buitenwereld dringt binnen
Omdat Prinsengracht 263 als bedrijfspand bleef functioneren, was er veel beweging in het gebouw. Er kwamen leveranciers, vertegenwoordigers en klanten op bezoek. Ook de schoonmaakster, Arthur Lewinsohn, de loodgieter, de timmerman en de accountant waren storende en angstaanjagende factoren voor de onderduikers.[35] Anne drukt meer dan eens haar grote angst voor Willem van Maaren en de andere magazijnmannen uit.[36]
Er waren buitenstaanders die ongewild iets konden merken, maar er was ook vertegenwoordiger Johan Broks die nieuwsgierig was waar Otto Frank was gebleven. In samenspraak met Kleiman werd hij met een ingewikkelde en via een onwetende Opekta-klant in Zeeuws-Vlaanderen uitgevoerde list op een dwaalspoor gezet. De suggestie moest zijn dat de Franks via België naar Zwitserland waren vertrokken.[37]
Een heel onwenselijke wijze van confrontatie met de buitenwereld ervoeren de onderduikers toen het pand doelwit werd van dieven en inbrekers. Anne vermeldt tijdens de onderduikperiode vier gevallen van binnendringen en pogingen daartoe.[38] Voor zover bekend kwam alleen de inbraak van 9 april 1944 ter kennis van de politie, omdat nachtwaker Martinus Slegers de kapotte deur ontdekte.[39] Een gewaarschuwde agent inspecteerde vervolgens het pand.[40]
De directe omgeving
Anne keek in het voorkantoor langs de gordijnen naar buiten en zag daar voorbijgangers.[41] Vanaf de zolder keek ze met Peter naar buiten en ze zagen vogels en de kastanjeboom.[42] Ook zag Anne eens een klein zwart katje in de tuin.[43]
In het Achterhuis drongen geregeld geluiden uit omliggende panden door. In maart ’44 werd er tijdens het eten ergens op de muur geklopt, wat schrik teweegbracht.[44] De onderduikers hielden in het weekeinde rekening met de mogelijkheid dat de vlakbij wonende ‘chef van Keg’ Jacob Boon toevallig kon langskomen.[45] De meubelfabriek Elhoek aan de andere kant leken ze als minder dreigend te ervaren, hoewel het personeel daar bij mooi weer in de dakgoot vlakbij het Achterhuis pauzeerde. Een van hen verklaarde later dat ze wel bewoning opmerkten, maar zonder daarbij aan onderduikers te denken.[46] Meer mensen uit het blok stelden dat ze de aanwezigheid van mensen in het Achterhuis hadden bemerkt, maar dat zijn allemaal verklaringen uit de tijd dat deze onderduikgeschiedenis al zeer bekend was.[47]
Hoewel het beeld bestaat van het Achterhuis als een soort ‘black box’, volledig losstaand van de buitenwereld, blijkt dat er vrij veel interactie met de buitenwereld is geweest. Voor een belangrijk deel was dit weliswaar van buiten naar binnen. Daarbij waren de helpers essentieel, zoals toen Broks op een dwaalspoor werd gebracht via een klant in Zeeuws-Vlaanderen. Via de helpers liepen de lijnen ook naar Overijssel, waar zich het zwaartepunt van Brouwers bonnenhandel bevond. De belangrijkste lijn naar buiten was toch die naar Zwitserland, die door Kleiman per briefkaart werd onderhouden.
Noten
- ^ NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Amsterdam, archief 206a, Europese dagboeken en egodocumenten: Transcriptie toespraak Uitzending Radio Oranje 28 maart 1944.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 29 maart 1944, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometeus, 2013.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 20 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 26 september 1942 en 31 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 27 april 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 18 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 15 maart 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 11 en 17 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 29 maart 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Artikel en gedicht, De Telegraaf, 27 april en mei 1944; Anne Frank, Dagboek A, 5 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Voorpagina, De Telegraaf, 8 juni 1944.
- ^ Onder “Diversen”, De Telegraaf, 2 februari 1943.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 15 juni 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 21 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 3 augustus 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 15 juni 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 26 juli 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 6, 9, 13, 23 en 27 juni 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 28 januari 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Trouw, eerste jaargang, nummer 13 (midden november 1943).
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 11 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ “De komende afrekening”, Het Parool, 25 juni 1943.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 oktober en 2 november 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart E. Voskuijl.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 21 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek B, 19 november 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Familiearchief AnneFrank-Fonds (AFF), Bazel, Erich Elias, AFF_ErE_odoc_04: ‘Plikarte’, 16 april, 12 mei, 8 september, 7 oktober en 10 december 1943, 4 mei 1944.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 juni 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie, Otto Frank Archief, reg. code OFA_072: Alice Frank aan Johannes Kleiman, 20 mei 1945.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 22 augustus 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 17 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 14 en 23 maart 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 15 en 17 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 28 en 30 september, 1, 5, 15 en 20 oktober, 17 november 1942, 13 mei 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 15, 18, 21 en 25 april 1944; Dagboek B, 5 augustus en 16 september 1943; Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis, "Schaftuurtje", 5 augustus 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 26 september 1942; Dagboek B, 25 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 1 maart en 9 april 1944; Dagboek B, 16 juli 1943, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 9 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ SAA, Gemeentepolitie Amsterdam, inv. nr. 2036: Politierapport Warmoesstraat, 9 april 1944, mut. 23.25.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 2 november 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 23 februari 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 september 1942, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 maart 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank, Dagboek A, 25 april 1944, in: Verzameld werk.
- ^ Anne Frank Stichting, Getuigenarchief, Van Pels: Mededeling van H. Pels, mei 1995.
- ^ AFS, Getuigenarchief, Broerse; Gesprek Dineke Stam met Sinie Broerse, 20 juni 1996; Dineke Stam, “‘Ik was de inbreker’ Hans Wijnberg: ‘Ik ontdekte dat daar onderduikers zaten’”, in: Anne Frank Magazine 1999, p. 32-35.