NL

Opekta en Gies & Co na de inval van 4 augustus 1944

Door de arrestatie van de helpers Victor Kugler en Johannes Kleiman was de directie van Gies & Co en Opekta weg. De drie andere helpers, Miep en Jan Gies en Bep Voskuijl, bleven vrij en zetten het bedrijf voort. Kleiman kwam na zijn vrijlating (18 september 1944) terug op kantoor.

Na de inval van vier augustus bleven de firma’s Gies & Co en Opekta zonder directie achter. Het personeel, Bep Voskuijl en Miep Gies op kantoor en magazijnchef Willem van Maaren en zijn los-vaste werkers, zette de zaken desondanks voort. En natuurlijk met Jan Gies, die altijd nog commissaris van Gies & Co was.

Het was een beetje improviseren. Aanvankelijk gaf de Duitse politieman Silberbauer de sleutels van het pand aan Miep, en zij gaf ze weer door aan Van Maaren. In 1963 zei Miep tegen de Rijksrecherche dat Van Maaren bij haar om de sleutels kwam omdat ‘ze’ (d.w.z. de SD) zeiden dat hij ze moest hebben. Volgens Van Maaren deed zij het uit eigen beweging. Hij gaf ook een praktisch argument: Kugler opende de deuren altijd om half negen voor het magazijnpersoneel, terwijl Miep pas om negen uur op kantoor kwam.[1]

Kugler verklaarde in september 1945 dat vertegenwoordiger Hendrik Pieter Daatzelaar destijds had willen proberen de directie, dat wil zeggen Kugler en Kleiman, op de Euterpestraat vrij te kopen.[2] In een gesprek met de journalist Ernst Schnabel eind jaren vijftig bevestigde Miep Gies het initiatief van Daatzelaar.[3] Zij sprak daar over de ‘Verhafteten’. In 1963 vertelde ze nog eens aan de Rijksrecherche dat zij met geld ‘de gearresteerden’ wilde vrijkopen, zonder daarbij Daatzelaar nog te noemen.[4] In hoeverre echt de hoop leefde ook de onderduikers vrij te kunnen kopen is niet te zeggen. De directeuren waren opgepakt om wat ze hadden gedaan, de onderduikers om wie ze waren.

In de dagen na de inval ging Van Maaren nog naar het Huis van Bewaring (HvB) toe om wat receptuur aan Kugler te vragen. Toen Kleiman en Kugler uit het HvB vertrokken, was het aanvankelijk onduidelijk waar zij naartoe gingen. Op 29 augustus schreef Miep Gies aan een hulpverleenster in Kamp Vught met de vraag of zij daar wellicht waren heengebracht. Zij schreef daarbij dat een van hen maaglijder was, en doelde daarmee op Kleiman.[5] Een antwoord is niet bekend, maar later zou blijken dat het tweetal in Kamp Amersfoort was opgesloten.

Op 18 september kwam Johannes Kleiman weer vrij uit Kamp Amersfoort. Vanwege zijn maagklachten had het Rode Kruis zich voor zijn vrijlating ingespannen.[6] Hij verscheen weer op de Prinsengracht om zijn taak op zich te nemen. Zo gingen de twee bedrijven langzaamaan de laatste oorlogswinter tegemoet.

Hoewel geen van de onderduikers Van Maaren kende, spraken zij met de helpers geregeld over hem. Zijn mogelijke betrokkenheid bij diefstallen uit het pand kwam daarbij naar voren. Er zijn echter geen aangiften uit de onderduikperiode bekend. Dat werd in de latere wintermaanden anders. Op 16 januari 1945 deed vertegenwoordiger Broks bij de recherche op politiebureau Singel namens Gies & Co. aangifte van diefstal van zeventig kilo suiker. Broks zei ‘geen vermoeden’ te hebben van de dader.[7] Toen Otto Frank en zijn medewerkers in 1948 een zaak tegen Van Maaren aanspanden bleek deze echter wel verdacht te zijn geweest. Zijn huis was door rechercheurs, kennelijk in het bijzijn van Broks, doorzocht.[8] Die huiszoeking leverde niets op.

Er zijn weinig gegevens over hoe de bedrijven de laatste winter verder doorkwamen. In de persoonlijke sfeer valt te vermelden dat in december de moeder van Jan Gies en in februari de vader van Johannes Kleiman overleden. In zakelijk opzicht zijn de bronnen schaars. Het jaarverslag van Opekta over 1944 vermeldde: ‘De goede verstandhouding en samenwerking met de firma Gies & Co., bleef even als voorheen bestendigd.’ Het vermeldde eveneens dat door de luchtoorlog tal van Duitse industrieën, waaronder pectineproducent Pomosin, waren stilgevallen.[9] Pas na de bevrijding kon serieus werk worden gemaakt van de wederopbouw van de bedrijven. En van het land.

Noten

  1. ^ Nationaal Archief (NL-HaNA), Den Haag, Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging (CABR), toegang 2.09.09, inv. nr. 23892: verklaringen Miep Gies en W.G. van Maaren, p.v.b. 85/1963 v.H., p. 13-14 en 30.   
  2. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 105746: brief Victor Kugler namens fa. Gies & Co. aan PRA Haarlem, 29 september 1945.  
  3. ^ Ernst Schnabel, Anne Frank. Spur eines Kindes, Frankfurt am Main: Fischer, 1958, p. 123. 
  4. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892: verklaring Miep Gies, 23 december 1963, p.v.b. 85/1963 v.H., p. 13.   
  5. ^ NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Afwikkelingsbureau Concentratiekampen, toegang 250m, inv. nr. 143: brief H. Gies aan mw. Timmenga – Hiemstra, 29 augustus 1944. 
  6. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892, dossier PRA 61169 : Verklaring Kleiman aan de Politiek Recherche Afdeling, 12 januari 1948. 
  7. ^ Stadsarchief Amsterdam, Gemeentepolitie Amsterdam, toegang 5225, inv. nr. 7014: meldingsrapport recherche Singel, 16 januari 1945, mut. 12.50. 
  8. ^ NL-HaNA, CABR, inv. nr. 23892:, Verklaring – i.z. Gies & Co, W.G. van Maaren, 2 februari 1948. 
  9. ^ Anne Frank Stichting, Anne Frank Collectie, reg. code A/Opekta/I/10: Balans en Verlies- en winstrekening per 31 december 1944.