NL

Kolen, gas en licht in het Achterhuis

De energie- en brandstofvoorziening in het Achterhuis was volledig afhankelijk van de aanwezigheid van de kolenvoorraad en stroomrantsoenen van de in het pand gevestigde bedrijven Opekta en Gies & Co.

Naast de aanvoer van kleding en levensmiddelen waren er in het Achterhuis meer zaken nodig, zoals brandstoffen, elektriciteit en gas. Voor de lichaamsverzorging waren zeep, cosmetica, medicijnen en verbandmiddelen nodig. Verder lukte het bij tal van feestelijke gelegenheden bloemen in huis te halen.

Brandstoffen en energie

Begin november 1942 ging in het Achterhuis voor het eerst de kachel aan,[1] wat betekent dat er toen ook brandstof moest zijn. Het particuliere kolenverbruik in Amsterdam was ongeveer 280.000 ton per jaar. Een gemiddeld huishouden gebruikte zo’n 1.200 kilo.[2] Per 10 november 1941 gold voor de kolenhandel een stelsel van klantenbinding door middel van inschrijving bij een leverancier.[3] De families Frank en Van Pels hadden daar als huurders van centraal verwarmde woningen niet mee te maken. Fritz Pfeffer kon als kamerhuurder geen kolentoewijzingen meenemen naar het Achterhuis, omdat die alleen geldig waren voor een specifiek en officieel gehuurd vertrek.[4] Het kan niet anders of de onderduikers liftten mee op de kolenvoorraad van Gies & Co. en Opekta.

Dagbladen waarschuwden in de herfst van 1942 tegen te enthousiast stoken voordat het werkelijk koud werd.[5] In het dagboekje dat twee Amsterdamse zusters tijdens de oorlogsjaren bijhielden, schreven zij op 1 december 1942 dat hun kolenleverancier al een maand geen antraciet had en zij daarom noodgedwongen parelcokes stookten.[6] In de eerste onderduikwinter was er in Amsterdam al een duidelijk tekort aan brandstof.

In het Sinterklaasgedicht van 1943 werd Peter van Pels geprezen omdat hij kolen haalde en hout hakte.[7] Begin februari ‘44, toen de angst voor een evacuatie van de westelijke steden groeide, schrijft Anne dat er genoeg kolen en brandhout voorhanden waren.[8] In dezelfde maand schrijft ze dat Peter op de zolder hout hakte.[9] De tweede winter in het Achterhuis liep toen al enigszins ten einde. Brandhout kon vanwege de lagere stookwaarde antraciet maar gedeeltelijk vervangen. In maart ‘44 schrijft Anne dat 'de meeste mensen' al een maand zonder kolen zaten.[10] Die bewering krijgt steun in de illegale pers.[11] Over de situatie in het Achterhuis zegt ze niets. Ervan uitgaande dat de acht onderduikers samen een gemiddeld huishouden vormden, en bovendien hun huisvuil moesten verbranden, hadden ze dan toch zo’n tweeduizend kilo steenkool verstookt, dus er moet regelmatige aanvoer van brandstof zijn geweest.

Het elektraverbruik van de onderduikers in het Achterhuis was niet groot. Meer dan wat lampen, een stofzuiger, waarschijnlijk een elektrische strijkbout en na juli ’43 een klein radiootje waren er niet aanwezig. In de rest van het gebouw waren zwaardere elektrische apparaten in bedrijf. Er kwamen in juni 1941 machines met een gezamenlijk motorvermogen van zo'n 10 PK (7,45 kW) te staan.[12] Het machinepark was daarmee goed voor een aanzienlijk deel van het stroomverbruik in het pand. Annes bewering dat er een 14-daagse stroomafsluiting dreigde[13] kan niet juist zijn, althans niet in november ’42. Een dergelijke sanctie was pas op zijn vroegst in het voorjaar van 1943 werkelijk mogelijk.[14] Er is geen reden om aan te nemen dat die situatie zich daadwerkelijk voordeed.

De kantoorkeuken had een gasgeiser en een tweepits komfoor.[15] In kamer van Van Pels was een kookgelegenheid, waarvan aan te nemen is  – gezien het bakken door mevrouw[16] – dat deze van een oven was voorzien. Geiser en komfoor deden dienst bij het baden en de was. In de kantoorruimtes op de eerste verdieping stonden gaskachels.[17] Evenals bij de elektriciteit was het gasrantsoen medio 1941 bepaald op 75 procent van dezelfde perioden in het voorgaande jaar, waarbij een minimum van 60 m3 geldt.[18]

Medicijnen, verbandmiddelen en toiletartikelen

Maandverband, watten en andere verbandmiddelen behoorden tot de textielgoederen die vrij van distributieregels blijven.[19] Er was wel schaarste: Anne schrijft in de herfst van 1942 over maandverband dat niet meer te krijgen was.[20] Het dagboek geeft verder nauwelijks inlichtingen over zaken als verband en pleisters. De Rode-Kruis-doos van de Franks behoorde tot de spullen die bij de familie Amende waren ondergebracht, en is dus niet in het Achterhuis aanwezig.[21]

Mevrouw Van Pels bestelde in oktober ’42 verschillende toiletartikelen bij Johannes Kleiman.[22] Tandpasta “en dergelijke” werden volgens Anne in januari ’44 nog altijd geleverd.[23] Desondanks schrijft ze dat in mei ’43 de shampoo op was, en ze haar moeders haar met groene zeep waste.[24] Het gebrek aan middelen maakte de hygiëne steeds moeilijker.[25] In de regel moest iedereen in Nederland het doen met ongeveer de helft van de voorheen gebruikelijke hoeveelheid zeep.[26] Dit algemene zeeptekort en de hierdoor mede veroorzaakte landelijke vlooienplaag in 1943[27] deden zich ook in het Achterhuis gelden. Fritz Pfeffer kreeg eens per maand een stuk ‘luchtzeep’, en Anne trapte er per ongeluk een stuk af.[28] Een stuk zeep per maand was de gebruikelijke hoeveelheid die de reguliere distributie verschafte.[29]

Een verwant hygiënisch probleem deed zich voor bij de kattenbak van Mouschi. Hij plaste naast zijn bak toen er geen turfmolm voor verschoning meer voorhanden is.[30]

Pfeffer was zowel de tandarts als de huisarts van het gezelschap. Bij een behandeling van het gebit van mevrouw Van Pels gebruikte hij kennelijk eau de cologne als ontsmettingsmiddel en vaseline als was.[31] Anne schrijft dat hij na enige maanden een ‘trapboormachientje’ ontving, en verwachtte dan ook snel een tandartsbehandeling te zullen ondergaan.[32]

Bep Voskuijls jongere zus Willy werkte tijdens de oorlogsjaren bij farmaceuticabedrijf Brocades Stheeman aan de Looiersgracht, overigens al sinds 1933 een zakenrelatie van Otto Frank. Bep vroeg haar zus soms om medicijnen, waarvan later bleek dat die in het Achterhuis belandden.[33] Anne noemt in haar dagboek de aanwezigheid van biomals, valeriaantjes en codeïne.[34]

Bloemen

Mevrouw Van Pels kreeg op 29 september 1942, haar verjaardag, van haar man rode anjers, van de helpers chrysanten en van de familie Frank - Pfeffer kwam pas in november - rozen.[35] Omdat er geen bolbloemen mochten worden opgekweekt, waren chrysanten het belangrijkste alternatief. De prijzen waren hoog.[36] Bij de Sinterklaasviering in december van dat jaar kregen de dames van de inmiddels drie heren veel bloemen.[37] In die maand werkte de Aalsmeerder bloemenveiling wel, maar vanwege stookverboden en brandstofbeperkingen kwam het enige aanbod uit de ‘koude kas’. Daardoor waren veel gewilde soorten niet verkrijgbaar.[38]

In het voorjaar van 1944 waren er veel klachten over bloemenhandelaren die veel te hoge prijzen rekenden.[39] Desondanks kreeg Otto Franks voor zijn verjaardag op 12 mei rozen en anjers.[40] Een maand later was Anne jarig en kreeg van Pfeffer lathyrussen, terwijl Peter voor haar een bos pioenrozen wist te bemachtigen.[41] Bloemen waren toen nog steeds producten waar fors op werd verdiend.[42] Bij dertig Amsterdamse bloemisten werd de hele voorraad in beslag genomen en gedwongen tegen vastgestelde prijzen verkocht, maar deze meevaller kwam voor Annes verjaardag net te laat.[43]

De energie- en brandstofvoorziening in het Achterhuis was volledig afhankelijk van de aanwezigheid van Opekta en Gies & Co. in het pand. Kolentoewijzingen en stroomrantsoenen van de bedrijven gaven de onderduikers de gelegenheid zonder eigen inbreng – afgezien van financiële – te stoken en energie te gebruiken.

Aanvoer van toiletartikelen, medicijnen en aanverwante artikelen was soms afhankelijk van de distributie, maar veeleer van de externe contacten van de helpers. Deze contacten hielden veelal weer verband met de netwerken rond de bedrijven.

De bloemen dienden natuurlijk het moreel, maar waren uiteindelijk toch een vorm van luxe. Uit de regelmatige aanvoer van bloemen blijkt dat er gedurende de hele onderduikperiode toch financiële ruimte voor zulke uitgaven was.

Noten

  1. ^ Anne Frank, Dagboek A, 2 november 1942, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013.
  2. ^ “Amsterdam verbruikt vier millioen mud kolen per jaar”, De Tijd, 28 februari 1941.
  3. ^ “Brandstoffendistributie”, Het Vaderland, 5 november 1941, ochtendeditie.
  4. ^ “Brandstoffendistributie en verhuizende pensiongasten”, Het Vaderland, 21 oktober 1941, avondeditie.
  5. ^ “Niet de kalender maar de thermometer”, Het Volk, 26 oktober 1942.
  6. ^ Inkomsten en uitgaven voor Moe – oorlog 40/45, uitgave in eigen beheer, 2009.
  7. ^ Anne Frank, Dagboek B, 6 december 1943, in: Verzameld werk.
  8. ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 februari 1944, in: Verzameld werk.
  9. ^ Anne Frank, Dagboek A, 23 februari 1944; Dagboek B, 17 februari 1944, in: Verzameld werk.
  10. ^ Anne Frank, Dagboek A, 31 maart 1944, in: Verzameld werk.
  11. ^ “Als kou en kolennood rijpen”, De Waarheid, 21 maart 1944.
  12. ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Archief Dienst Bouw- en Woningtoezicht; Stafafdeling Hinderwet- en Milieuzaken (toegang 30533): Dossier 24799, Hinderwetvergunning Prinsengracht 263, 1941
  13. ^ Anne Frank, Dagboek B, 28 november 1942, in: Verzameld werk.
  14. ^ “Zuinig met gas en electriciteit!”, Nieuws van den Dag, 23 november 1942.
  15. ^ Anne Frank, Dagboek A, 27 september 1942; Dagboek B, 9 juli 1942, in: Verzameld werk.
  16. ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 september 1942, in: Verzameld werk.
  17. ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Archief Dienst Bouw- en Woningtoezicht; stafafdeling Hinderwet- en Milieuzaken (toegang 30533), inv. nr. 4383: dossier 24799, Hinderwetvergunning Prinsengracht 263, notitie 9 juni 1941.
  18. ^ “Elektriciteit en gas”, Het Volk, 30 juni 1941.
  19. ^ “Wat nog vrij is“, Het Vaderland, 1 februari 1941, aondeditie.
  20. ^ Anne Frank, Dagboek A, 20 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  21. ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 februari 1944, in: Verzameld werk.
  22. ^ Anne Frank, Dagboek A, 18 oktober 1942, in: Verzameld werk.
  23. ^ Anne Frank, Dagboek A, 15 oktober 1942, ingevoegde notitie d.d. 22 januari 1944, in: Verzameld werk.
  24. ^ Anne Frank, Dagboek B, 1 mei 1943, in: Verzameld werk.
  25. ^ Anne Frank, Dagboek B, 1 mei 1943, in: Verzameld werk.
  26. ^ “Wat is luchtgevulde zeep?”, Het Volk, 1 juli 1942.
  27. ^ “Geen blote benen meer in De Rijp”, Het Volk, 26 augustus 1943.
  28. ^ Anne Frank, Dagboek B, 19 maart 1943, in: Verzameld werk.
  29. ^ “Zeep op bon 412”, Nieuws van den Dag, 7 oktober 1942.
  30. ^ Anne Frank, Dagboek A, 10 mei 1944, in: Verzameld werk.
  31. ^ Anne Frank, Dagboek B, 10 december 1942, in: Verzameld werk.
  32. ^ Anne Frank, Dagboek B, 19 maart 1943, in: Verzameld werk.
  33. ^ Anne Frank Stichting, Getuigenarchief, Voskuijl en Van Wijk: Gesprek met Willy van de Venne, ongedateerd (medio 2011).
  34. ^ Anne Frank, Dagboek B, 25 maart en 6 december 1943, in: Verzameld werk.
  35. ^ Anne Frank, Dagboek A, 30 september 1942, in: Verzameld werk.
  36. ^ “Chrysantenoogst in het Westland”, De Tijd, 21 oktober 1942.
  37. ^ Anne Frank, Dagboek A, 5 december 1942, in: Verzameld werk.
  38. ^ “Aalsmeer veilt voor den Kersttijd”, Nieuws van den Dag, 19 december 1942.
  39. ^ “Intensieve côntrole op den prijs van bloemen”, Het Vaderland, 27 april 1944.
  40. ^ Anne Frank, Dagboek A, 13 mei 1944, in: Verzameld werk.
  41. ^ Anne Frank, Dagboek A, 13 juni 1944, in: Verzameld werk.
  42. ^ “Woekerwinst op bloemen”, Nieuws van den Dag, 27 mei 1944.
  43. ^ “Prijsbeheersching controleert bloemenhandel”, Het Vaderland, 17 juni 1944.