NL

Godsdienst in het Achterhuis

Van de onderduikers in het Achterhuis was Fritz Pfeffer de enige die echt godsdienstig was. Behalve Edith was de familie Frank niet bijzonder vroom, al leerde Anne op zeker moment God kennen. De familie van Pels gaf geen blijk van enige affiniteit met het geloof.

Voor dit onderwerp zijn de dagboeken van Anne Frank vrijwel de enige bron. Daardoor ligt de focus uiteraard op de wijze waarop Anne dit zelf heeft ervaren. Hierbij is de kanttekening nodig dat de B-versie de werkelijkheid soms weergeeft zoals Anne die in retrospectief interpreteerde of zelfs construeerde. Zo kan ze dus latere godsdienstige inzichten in feite ‘terug in de tijd’ hebben geplaatst.

Anne en haar familie

Unaniem vroom was het gezin Frank niet. Hanneli vertelde jaren later hoe Margot en Edith regelmatig naar de synagoge gingen, terwijl Otto en Anne thuisbleven.[1] Otto Frank vertelde in een interview uit 1977 dat zijn gezin geen varkensvlees at als de gelovige grootmoeder op bezoek kwam. Edith bad volgens haar man in het Achterhuis wel iedere vrijdag.[2] Aan de lauwe houding van Otto en Anne ten opzichte van de religie veranderde tijdens de onderduik aanvankelijk niet zoveel.

Anne blikte in maart 1944 echter terug op de voorafgaande jaren. Ze leerde, zo schrijft ze, in de tweede helft van 1943 God kennen. Deze verandering is zichtbaar in haar dagboeknotities. In haar eerste dagboek komt God niet of nauwelijks ter sprake. Anne las voor de vorm wat in het gebedenboek van haar moeder.[3] In het tweede dagboek komt God daarentegen regelmatig voor. Voor Anne was God een bron waar ze moed uit putte, zo schrijft ze op 12 maart 1944.[4] Ze vertrouwde op Hem en schrijft meermalen dat ze God zelfs meer zou willen vertrouwen dan ze deed.[5] Ze hoopte op een wonder van God inzake het lot van Hanneli en ook wat betreft de gezondheidstoestand van meneer Voskuijl.[6]

In december ’43 leidde de nadering van Kerstmis tot een zekere beschouwelijkheid bij Anne, die hier nog geen heel sterke godsdienstige trekken had.[7] Enkele dagen later vroeg ze God wel haar en Hanneli bij te staan, en klaagde dat ze niet in staat was hem voldoende te vertrouwen.[8] Anne ontwikkelde een vorm van spiritualiteit met een wat Spinoziaans karakter. In maart ’44 schrijft ze dat in de loop van 1943, na een periode van “nameloos verdriet”, God leerde kennen.[9] Hemel, natuur en God betekenden in haar beleving geluk en innerlijke rijkdom, ondanks alle narigheid.[10] Ook plaatste ze haar begin ‘42 overleden oma naast haar God, als ze schrijft dat deze twee haar overeind houden.[11]

In de zomer van ’44 noemt Anne als belangrijke functie van religie de 'hooghouding van eigen eer en geweten.' Zichzelf beschouwde ze als 'niet orthodox.'[12] Naar aanleiding van het per ongeluk in de kachel verdwijnen van haar pen schrijft Anne: 'm'n vulpen is gecremeerd, net wat ik later zo graag wil!'[13]

Volgens Annes B-versie wilde haar vader dat ze iets over het Nieuwe Testament leerde, en vroeg hij daarom Johannes Kleiman om voor een kinderbijbel te zorgen. Margot zou kritiek op haar vader hebben gehad, omdat hij Anne voor Chanoeka een christelijke bijbel wilde geven.[14]

De familie Van Pels

Bij de familie Van Pels is van enige affiniteit met het geloof niets gebleken. Voor de broers, zussen en ouders van beide echtelieden geldt hetzelfde. Uiteraard wil dit niet zeggen dat in deze families geen religieuze gevoelens leefden, maar wel dat er geen bronnen bekend zijn waar dit uit blijkt. Wel komt het gezin voor in de administratie van de Synagogengemeinde in Osnabrück, de stad waar zij voor de komst naar Nederland woonden.[15]

Peter sprak met Anne af en toe over spirituele zaken. In de laatste weken voor de arrestatie schrijft Anne echter dat hij geen godsdienst heeft, en hoe hij vloekte en spotte met Jezus.[12] Begin ’44 meende Peter dat hij na de oorlog beter 'Christ' kon worden, maar dan vooral uit praktische overwegingen.[16]

Pfeffer

Uit Annes beschrijvingen komt Fritz Pfeffer naar voren als een godsdienstig man. In een van haar verhaaltjes beschrijft ze hoe ze op zondagochtend getuige moest zijn van het bidden van Pfeffer.[17] Volgens Otto Frank zei Pfeffer elke vrijdag zijn gebeden,[18] een dag die voor een gelovige jood ook meer voor de hand ligt dan een zondag. Verder was Pfeffer van zijn eerste vrouw gescheiden,[19] en ging hij een nieuwe relatie aan met de Rooms-Katholieke Charlotte Kaletta. Deze omstandigheden wijzen niet op een erg strikte naleving van joodse religieuze voorschriften.

Het Achterhuis

Tijdens de onderduik was geen sprake van enige expliciete handhaving van spijswetten. Integendeel: in de zomer van 1942 kwam er paling op tafel.[20] Enkele weken later was het Jom Kipoer, de belangrijkste feestdag in de joodse ritus. Anne noemt deze dag terloops, en benadrukt hoe rustig en stil deze verliep.[21]

In december ’43 liepen Sinterklaas, Kerstmis en Chanoeka wat door elkaar heen, en lijken vooral gelegenheid te hebben gegeven extra kruidkoek te bakken.[22] Verder maakt Anne nog enkele keren melding van religieuze feestdagen. Deze bewerkstelligden binnen het Achterhuis een zekere saamhorigheid.

De helpers

Victor Kugler en Miep Gies kwamen beide uit het oude Oostenrijk, een overwegend katholiek gebied. Er zijn geen tekenen die wijzen op een nadrukkelijk geloofsleven. Toen Kugler na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwde, was dat volgens alle regelen van de katholieke kunst. Kleimans familie kwam uit een gereformeerde streek, maar zijn vader was – zoals zijn dochter het uitdrukte – 'van het geloof afgegaan.'[23] Jan Gies was volgens Miep nooit religieus geweest, en dat ook later niet geworden. De vader van Bep Voskuijl was van gereformeerde huize, haar moeder was Nederlands-Hervormd. De kinderen gingen naar christelijke scholen. In Annes dagboeken komt dat verder niet tot uitdrukking.

Anne richtte haar religieuze bespiegelingen voornamelijk op zichzelf, en een enkele keer op haar lotgenoten. Van de anderen komen geen levensbeschouwelijke kwesties aan de orde.

Noten

  1. ^ Hanneli Goslar in: Het Klokhuis: Anne Frank (uitgezonden door de NOS op 30 en 31 oktober 2005).
  2. ^ Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie (AFC), Otto Frank Archief (OFA), reg. code OFA_211: Interview met Otto Frank, afgenomen door Arthur Unger (1978) (transcriptie p. 105, 31).
  3. ^ Anne Frank, Dagboek A, 3 oktober 1942, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013.
  4. ^ Anne Frank, Dagboek A, 12 maart 1944, in: Verzameld werk.
  5. ^ Anne Frank, Dagboek A, 29 december 1943 (1e),  30 januari 1944, 31 maart 1944, in: Verzameld werk.
  6. ^ Anne Frank, Dagboek A, 29 december 1943 en 25 april 1944, in: Verzameld werk.
  7. ^ Anne Frank, Dagboek A, 24 december 1943, in: Verzameld werk.
  8. ^ Anne Frank, Dagboek A, 29 december 1943, in: Verzameld werk.
  9. ^ Anne Frank, Dagboek A, 7 maart 1944, in: Verzameld werk.
  10. ^ Anne Frank, Dagboek A, 23 februari 1944, in: Verzameld werk.
  11. ^ Anne Frank, Dagboek A, 12 maart 1944, in: Verzameld werk.
  12. a, b Anne Frank, Dagboek A, 6 juli 1944, in: Verzameld werk.
  13. ^ Anne Frank, Ode aan mijn  vulpen, Dagboek B, 11 november 1943, in: Verzameld werk/
  14. ^ Anne Frank, Dagboek B, 3 november 1943, in: Verzameld werk.
  15. ^ AFS, AFC, reg. code A_vPels_I_003: Kartotheekkaarten Synagogengemeinde Osnabrück.
  16. ^ Anne Frank, Dagboek A, 16 februari 1944, in: Verzameld werk.
  17. ^ Anne Frank, Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis, “Zondag”, 20 februari 1944, in: Verzameld werk.
  18. ^ AFS, AFC, reg. code OFA_211: Interview met Otto Frank, afgenomen door Arthur Unger (1978) (transcriptie, p. 31).
  19. ^ Stadsarchief Amsterdam, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart F. Pfeffer.
  20. ^ Anne Frank, Dagboek A, 1 augustus 1942, in: Verzameld werk.
  21. ^ Anne Frank, Dagboek A, 21 september 1942, in: Verzameld werk.
  22. ^ Anne Frank,  Dagboek A, 22 december 1943, in: Verzameld werk
  23. ^ AFS, Getuigenarchief, Kleiman: Telefoongesprek Erika Prins met mw. Van den Broek - Kleiman, 7 oktober 2010.