NL

Bloeme Evers - Emden

Bloeme Emden was een schoolgenoot van Margot op het Joods Lyceum en ontmoette de familie Frank in Westerbork en Auschwitz.

De acht onderduikers uit het Achterhuis ontmoetten in Westerbork allerlei bekende en nieuwe mensen die na de oorlog getuigden over hun ontmoetingen met Anne, Margot, Edith, Otto, Peter, Hermann, Auguste of Fritz. Eén van hen was Bloeme Emden, een oud schoolgenoot van Margot.[1]

Bloeme Emden werd op 5 juli 1926 geboren in Amsterdam, in een warm en politiekbewust gezin.[2] Ze had een zes jaar jonger zusje Via Roosje Emden (1932-1943) en woonde op de Lutmastraat 194 II in Amsterdam.[3] Bloeme groeide op in een vrijwel volledig Joodse omgeving, hoewel haar ouders niet-religieus waren.

Anti-Joodse maatregelen

In 1941 moest Bloeme, vanwege de anti-Joodse maatregelen, net als andere Joodse leerlingen naar het Joods Lyceum. Daar kreeg ze voor het eerst contact met Margot Frank die in haar parallelklas zat. Ook Anne Frank kon Bloeme zich herinneren, maar vanwege het leeftijdsverschil bemoeiden ze zich weinig met elkaar.[4]

In het jaar 1942, toen de deportaties begonnen, werden de klassen op het Joods Lyceum steeds leger. In juli 1942 kreeg Bloeme, net als Margot Frank, een oproep om zich te melden voor werk in Duitsland.[5] Haar vader Emanuel Emden (1889-1943) was zo wanhopig dat hij naar het Zentralstelle für Jüdische Auswanderung ging en daar een Sperre (tijdelijke vrijstelling) regelde voor zijn dochter.[2]

In mei 1943 werd Bloeme alsnog van huis gehaald en overgebracht naar de Hollandsche Schouwburg. Ze wist te voorkomen dat ze geregistreerd werd en kon ontsnappen door met de kinderen mee te lopen naar de crèche aan de overkant en met de tram mee te rennen die het zicht vanuit de Schouwburg blokkeerde. Via vrienden van haar ouders lukte het haar om onder te duiken.

Gevangen

Na vijftien onderduikadressen werd ze in augustus 1944 gearresteerd toen de verzetsgroep waarbij ze verbleef was verraden. Bloeme had in het totaal vijftien maanden ondergedoken gezeten voordat ze in Westerbork aankwam en daar opnieuw de familie Frank ontmoette.[6]

Net als de acht onderduikers uit het Achterhuis ging Bloeme op 3 september 1944 op transport naar concentratiekamp Auschwitz. Daar kwam Bloeme in dezelfde barak terecht als de Anne, Margot en Edith Frank.[2]

In de barak vormde Bloeme een groep met dertien Nederlandse vrouwen, waaronder Lenie de Jong-van Naarden. De groep ontleende steun aan elkaar en hielp elkaar waar mogelijk. Ook Anne, Margot en Edith Frank zag Bloeme regelmatig en ze herinnerde zich dat zij altijd gedrieën waren.[7]

Bloeme kon zich de laatste keer dat ze de familie Frank gezien had nog herinneren:

‘Er had weer een selectie plaatsgevonden. Ik sprak mevrouw Frank met Margot; Anne was ergens anders, ze had Krätze. (…) Anne kon dus niet met onze groep mee, en mevrouw Frank, gesecondeerd door Margot zei: ‘En wij gaan natuurlijk met haar mee.’ Ik herinner me dat ik knikte, dat ik dat begreep. Dat was het laatste dat ik van ze gezien heb.’[8]

Zelf werd Bloeme, net als 50 andere Nederlands Joodse vrouwen, eind oktober ’44 overgeplaatst naar een Arbeitslager in Libau, Opper-Silezië, waar ze dwangarbeid moest verrichten.[9] De vrouwen werkten zes en halve dag per week en waren op zondagmiddag vrij. Bloeme herinnerde zich dat tijdens die vrije uren liedjes werden gezongen die Rozette (Ronnie) van Cleef (1921-2008) schreef op opera- en operettemelodieën.[10]

Op 8 mei 1945 werden ze daar bevrijd: ‘op de eerste zonnige dag in mei.’[11]

Adressen: Lutmastraat 194 II, Amsterdam ('27); Herzliya, Israël.

Noten

  1. ^ Wikipedia: Bloeme Evers-Emden.
  2. a, b, c Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, Interview Bloeme Evers-Emden, 11 maart 2010.
  3. ^ Stadsarchief Amsterdam, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart Emanuel Emden.
  4. ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988, p. 130.
  5. ^ Anne Frank, Dagboek Dagboek A, 8 juli 1942, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013. Op zaterdag 4 juli 1942 verstuurde de Zentralstelle zulke oproepen aan duizend vooral Duitse en deels heel jonge Joden. Deze jongeren moeten zonder hun ouders vertrekken. L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Deel VI: juli '42 -Mei '43, eerste helft, 's-Gravenhage: Nijhoff, 1975, p. 5.
  6. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 132-134.
  7. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 143.
  8. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 142-143.
  9. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 138. Ze ook: Smolinski Foundation: Krachtbronnen en Anne Frank.
  10. ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 139; AFS, Getuigenarchief. Interview Bloeme Everts-Emden, 11-maart 2010.
  11. ^ Bloeme bleek uiteindelijk de enige van haar familie die de Holocaust had overleefd. Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 145.