NL

Barend Konijn

Barend Konijn was een medegevangene van Otto Frank in Auschwitz.

Barend[1] Konijn was medegevangene van Otto Frank in Auschwitz I, en reisgenoot bij de repatriëring via Odessa en Marseille.

Konijn was met een niet-Joodse vrouw getrouwd en daarom als ‘gemengd gehuwde’ beschermd tegen deportatie. Op 25 juni 1944 werd hij in Heemstede gearresteerd omdat hij, naar eigen zeggen, weigerde werkzaamheden op Schiphol te verrichten.[2]

Of het met bovenstaande in verband staat is niet bekend, maar op 7 juli 1944 bracht een Landwachter hem naar het politiebureau op het Amsterdamse Leidseplein. Hij had medische verzorging nodig.[3] Toen hij onder bewaking in het Wester Gasthuis (de toenmalige benaming van het Wilhelmina Gasthuis) lag, werd hij in de ochtend van 18 juli 1944 bevrijd. Drie mannen in witte jassen kwamen de kamer binnen en bedwelmden de bewaker met chloroform. Ze namen ook diens pistool en patronen mee.[4]

Op 25 juli 1944 werd Konijn in de Andreas Schelfhoutstraat opnieuw gearresteerd, nu door de SD’er Pieter Schaap.[5]

Op 3 september 1944 maakte Barend Konijn deel uit van het transport van Westerbork naar Auschwitz. Als gemengd gehuwde kreeg hij daar het registratienummer 195348. Gemengd gehuwden hadden een betere status dan ‘gewone’ Joodse gevangenen. Ze waren door een andere nummering herkenbaar en bleven buiten de selecties voor de gaskamer. Eind oktober 1944 kwam hij in een ziekenbarak terecht, waar hij tot de bevrijding van het kamp op 27 januari 1945 bleef.[2] Op 15 en 23 maart 1945 stuurde hij met hulp van het Poolse Rode Kruis twee briefkaarten naar huis.[6] Hij maakte dezelfde repatriëringsreis mee als Otto Frank. Onderweg was hij jarig en kreeg daarom van Otto wit brood met boter.[7]

Konijn was firmant in de conserven- en zuidvruchtenhandel De Winter & Konijn, met vestigingen in Amsterdam en Rotterdam.[8]

Hij trad op als referentie bij Otto Franks naturalisatieprocedure.[9]

Bron persoonsgegevens.[10] Adres: Parnassusweg 13-II, Amsterdam.[10]

Noten

  1. ^ Hij werd volgens zijn dochter Joséphine “ook wel” Bernard genoemd. Een anonieme grafrede, waarvan de geschreven tekst in haar bezit is spreekt de overledene ook aan als “Bernard”. Privébezit Joséphine Konijn: grafrede uitgesproken door een voormalig medegevangene, waarschijnlijk S. van Thijn (23 november 1894), zonder datum (mei 1964).
  2. a, b Privébezit Joséphine Konijn: Afschrift verklaring B. Konijn aan NRK, ingekomen 8 juni 1945.
  3. ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), archief Gemeentepolitie Amsterdam (toegang 5225), inv. nr. 6181: Rapport Leidseplein, 7 juli 1944, mut. 20.15 en 23.00 uur.
  4. ^ SAA, Gemeentepolitie Amsterdam, inv. nr. 6181: Rapport Leidseplein, 18 juli 1944, mut. 10.20 uur.
  5. ^ SAA, Gemeentepolitie Amsterdam, inv. nr. 2050: Rapport Hoofddorpplein, 25 juli 1944, mut. 11.00 uur. Pieter Schaap was een van de fanatiekste Jodenjagers in Amsterdam. Zie: Ad van Liemp & Jan H. Kompagnie (red.), Jodenjacht: de onthutsende rol van de Nederlandse politiek in de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam: Balans, 2011, p. 212-214.
  6. ^ Privébezit Joséphine Konijn: Briefkaarten van B. Konijn, 15 en 23 maart 1945.
  7. ^ Anne Frank Stichting, Anne Frank Collectie, Otto Frank Archief, reg. code OFA_040: Notitieboekje januari-3 juli 1945, 14 april 1945.
  8. ^ SAA, Dienst Bevolkingsregister, Gezinskaarten (toegangsnummer 5422): Gezinskaart B.Konijn; Naamlijst voor de interlocale telefoondienst 1950, uitgegeven door het Hoofdbestuur der PTT, 1950.
  9. ^ Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Justitie 1915 - 1955 (toegang 2.09.22), inv. nr 13402: Brief Otto Frank aan Mr. Th.H. de Meester, 9 februari 1946.
  10. a, b SAA, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer. 30238): Archiefkaart B. Konijn.