NL

De arrestatie van de familie Geiringer

Na te zijn verraden werden Erich en Heinz Geiringer op 15 mei 1944 gearresteerd door de SD. Fritzi en Eva Geiringer werden de volgende dag ook opgepakt.

Toen Erich en Fritz Geiringer in september 1942 besloten onder te duiken, splitsen zij zich op. Erich en hun zoon Heinz doken onder bij de familie Katee-Walda in Den Haag en verhuisden later met hen naar Soest. Fritzi en hun dochter Eva verbleven op verschillende onderduikadressen in Amsterdam. Het lukte hun om elkaar een paar keer te ontmoeten op het onderduikadres van Erich en Heinz in Soest.[1]

Op 18 december 1942 kreeg de familie Katee-Walda een chantagebrief, waarin werd gedreigd de Joodse onderduikers op hun adres te verraden. Erich en Heinz vluchtten toen tijdelijk naar een onderduikadres in Arnhem. Ze keerden na ongeveer drie maanden terug naar Soest, maar toen ontstonden er meningsverschillen met mevrouw Walda over de vergoeding die ze moesten betalen. Bovendien verdacht Erich haar ervan dat ze de dreigbrief zelf had geschreven. Deze onveilige situatie dwong Erich en Heinz er toe een andere plek te zoeken.[2]

Via een kennis kwam Fritzi in contact met de verzetsman Jannes de Haan, die Erich en Heinz een ander onderduikadres vond in Amsterdam. Op 13 mei 1944 haalde De Haan samen met Maria (Miep) Braams-Baerts het tweetal op bij het Muiderpoortstation. Maar Braams-Baerts werkte samen met Pieter Schaap, rechercheur bij de Sicherheitsdienst (SD) in Amsterdam.[3] Op Schaaps verzoek bracht ze Erich en Heinz naar Kerkstraat 225, dat werd gebruikt als lokadres voor onderduikers.[2] Op de tweede verdieping van deze woning woonde Branca Simons. Zij was een Joodse collaborateur, die samenwerkte met Ans van Dijk bij het verraden van Joodse onderduikers.[4]

Twee dagen later op maandag 15 mei 1944 werden Erich en Heinz gearresteerd door Schaap. Fritzi en Eva waren de dag ervoor nog bij hen op bezoek geweest en daarna naar hun eigen onderduikadres op Jacob Obrechtstraat 79b teruggelopen. De volgende ochtend op 16 mei 1944 werden zij ook opgepakt en enige tijd later De Haan ook.[5]

Het gezin Geiringer werd afgevoerd naar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung aan het Adama van Scheltemaplein 1 te Amsterdam en daar verhoord. Op 17 mei 1944 werden ze eerst naar doorgangskamp Westerbork gedeporteerd en twee dagen later op 19 mei 1944, naar Auschwitz.[6]

Noten

  1. ^ Eva Schloss, Herinneringen van een Joods meisje, 3e druk, Breda: De Geus, 2005.
  2. a, b Nationaal Archief (NL-HaNA), Den Haag, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR), inv. nr.: 75212.
  3. ^ Pieter Schaap was een van de fanatiekste Jodenjagers in Amsterdam. Zie: Ad van Liemp & Jan H. Kompagnie (red.), Jodenjacht: de onthutsende rol van de Nederlandse politiek in de Tweede Wereldoorlog, Amsterdam: Balans, 2011, p. 212-214.
  4. ^ Bianca Stigter, Atlas van een bezette stad: Amsterdam 1940-1945, Amsterdam: Atlas Contact, 2019, p. 180.
  5. ^ Sytze van der Zee, Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduiker, Amsterdam: De Bezige Bij, 2010, p. 356-360.
  6. ^ Arolsen Archives - International Center on Nazi Perscution, Bad Arolsen, Index cards from the Jewish Council file in Amsterdam, Document ID: 130291063: Erich Geiringer.