Frieda Menco - Brommet
Frieda Brommet kende de familie Frank uit de buurt en had contact met hen in verschillende concentratiekampen. Samen met Anne en Margot Frank lag ze enige tijd in de Schurftbarak in Auschwitz.
Frieda Brommet werd op 11 augustus 1925 in Amsterdam geboren en groeide daar op aan de Zuider-Amstellaan 74-I (nu Rooseveltlaan) in de Rivierenbuurt. Haar moeder Rebecca Ritmeester-Brommet (1897-1989) was huisvrouw; haar vader Joel (Jo) Brommet (1896-1945) was etaleur voor onder meer de Bijenkorf.[1]
Frieda ging naar de Dintelschool, op de Dintelstraat 5-7. Daarna ging ze naar de driejarige Handelsschool. Toen ze daar in de derde klas zat, brak de oorlog uit in Nederland en werd ze zich voor het eerst bewust van haar Joods-zijn. Zoals ze later vaak zou zeggen: ‘Op 10 mei werd ik Joods.’[2]
Onderduik en verraad
Na de derde klas ging Frieda op de Tweede Handelsschool verder. Toen ze daar naar de vijfde klas overging, moest ze vanwege de anti-Joodse maatregelen van school en ging ze naar de speciaal voor Joodse leerlingen opgerichte HBS aan de Mauritskade.[3]
Begin juli 1942 kreeg Frieda de oproep om zich te melden voor tewerkstelling. Net als Margot Frank was ze zestien jaar toen ze de oproep kreeg. Frieda’s vader kreeg het idee om te doen alsof ze roodvonk had en ging op 14 juli 1942 naar de Zentralstelle en regelde zo uitstel. Onderweg naar huis vanaf de Zentralstelle was er een onverwachte razzia en werd Jo Brommet net als 700 andere Joodse mensen opgepakt. Uiteindelijk wist hij te ontsnappen en besloot hij om met zijn gezin onder te duiken.[4]
De familie Brommet moest voor het onderduiken grote geldbedragen betalen en kreeg te weinig te eten. In het voorjaar van 1944 werd er daarom besloten een andere oplossing te zoeken. Deze kwam via de dochter van het onderduikgezin. Zij had contacten met een echtpaar dat de familie Brommet tegen betaling naar Zwitserland kon brengen. Maar na het betalen van 15.000 gulden was er geen spoor meer van het echtpaar te bekennen en viel in plaats daarvan op 29 juni 1944 de Sicherheitsdienst (SD) binnen en werd de familie Brommet gearresteerd. De familie Brommet was verraden door twee beruchte infiltranten van de SD: het echtpaar Jeanne Valkenburg[5] en Joop Bom.[6]
Deportatie
Frieda werd met haar vader en moeder eerst voor verhoor naar de Euterpestraat in Amsterdam gebracht. Daarna werd de familie opgesloten in de gevangenis aan de Weteringschans. Hier ontmoette Frieda de dichtster Rozette (Ronnie) Goldstein - van Cleef (1921-2008), met wie ze goed bevriend raakte. Ze hielp haar om gedichten te schrijven voor de mannen in de gevangenis.[2]
Op 1 juli 1944 kwam Frieda aan in kamp Westerbork. Een maand later werd ook de familie Frank daar binnengebracht en ontmoetten ze elkaar in de stafbarak.[7] De familie Brommet en de familie Frank woonden voor de onderduiktijd dichtbij elkaar en kenden elkaar uit de buurt.[8] Net als de familie Frank kwam Frieda met haar moeder bij de batterijen te werken.[9]
Op 3 september 1944 werd Frieda samen met haar ouders, net als de onderduikers uit het Achterhuis, op transport gesteld naar Auschwitz. Bij de selectie op de Rampe zag ze haar vader voor het laatst. Na de registratie werden de vrouwen kaalgeschoren en kregen ze een nummer op hun arm getatoeëerd. Het nummer van Frieda was A25080, dat van haar moeder A25079. Eenmaal in het kamp van Auschwitz-Birkenau moest Frieda net als haar moeder dwangarbeid verrichten. Ze sjouwden stenen van de ene kant, naar de andere kant van het kamp en weer terug. Ronnie van Cleef schreef er voor haar een gedicht over.[10]
Na haar aankomst in Auschwitz-Birkenau kwam Frieda Brommet al snel in het Krätzeblock terecht. Ronnie van Cleef was daar al opgenomen met roodvonk, Frieda raakte ook besmet en kwam met haar en de zusjes Frank in het Krätzeblock. De omstandigheden in het Krätzeblock waren slecht. Om hun dochters te helpen, groeven de moeder van Frieda Brommet en Edith Frank, geholpen door Lenie de Jong, ergens aan de zijkant van de barak een gat om eten aan de kinderen te geven.[11] Frieda herinnerde zich hoe zij door het gat te eten kreeg:
''En in die periode dat Ronnie en ik daar samen waren is het zo dat mijn moeder en mevrouw Frank, Edith, een soort koppel vormden. Omdat zij samen dingen hebben gestolen die ze… Ze hebben samen een gat gegraven. (…) op een dag kwam mijn moeder en die kon ook spreken door dat gat, en die zei, die riep dan: ‘Frieda! Frieda!’ (...) En zei: ‘Mevrouw Frank en ik zijn de enigen die nu hier in het kamp zijn. We hebben ons verstopt want de groep is op transport gegaan. Maar wij hebben ons verstopt, want we wilden bij jullie blijven. En we hebben wat brood gestolen en dat geef ik nu aan door het gat en dat moeten jullie maar met z’n vieren delen.’ En met z’n vieren was met Margot en Anne. (…).'[2]
In het Krätzeblock werd Frieda snel nog zieker, ze kreeg tyfus, Durchfall (diaree) en uiteindelijk ook pleuritis. Ze kwam zo in verschillende ziekenbarakken terecht en werd herenigd met haar moeder die ook ziek was geworden. Half januari 1945 werd Auschwitz ontruimd voor het naderende Sovjetleger. Frieda en haar moeder blijven in de ziekenbarak achter en werden op 27 januari 1945 door het Sovjetleger bevrijd.[12]
Na de bevrijding
Het duurde maanden voordat Frieda hersteld was van de ziektes die ze in Auschwitz had opgelopen. Ze wijdde zich dan ook de eerste jaren na de oorlog aan haar herstel en daarnaast aan het volgen van verschillende cursussen en avondgymnasium. Ook kreeg ze werk als telefoniste dat ze liggend kon uitvoeren terwijl ze herstelde.[13] in januari 1951 trouwede ze met Herman Samuel Menco (1925-2002), die ook Auschwitz had overleefd.[14] Ze kregen samen twee zoons.[15]
Over haar oorlogservaringen vertelde Frieda later op scholen en in interviews. Ze zei daarover: ‘Wat ik vandaag de dag nog kan doen, tegen onverschilligheid en tegen onrechtvaardigheid. Dat is voor mij de basis van alles.’[2]
Op 15 maart 2011 was Frieda in het Anne Frank Huis bij de opening van de tentoonstelling Margot, zus van Anne.[16]
Bron persoonsgegevens.[17] Adressen: Amsterdam, Zuider-Amstellaan 74-I (tot de zomer '42);[18] Tilburg (mei-juni' 45);[19] Amsterdam, Henry Polaklaan 8-10 (zomer '45); Henry Polaklaan 27II (24 mrt '47).[20]
Noten
- ^ Ad van Liempt, Frieda. Verslag van een gelijmd leven. Herinneringen aan kamp Westerbork, Hooghalen: Herinneringscentrum Kamp Westerbork, 2007, p. 7.
- a, b, c, d Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12-februari 2010.
- ^ Vanaf het school jaar 1941/1942 moesten Joodse leerlingen naar een aparte Joodse school. Zie: Joods Monument: Joodsche 5-jarige HBS oorspronkelijk Mauritskade Amsterdam; Van Liempt, Frieda, p. 19; AFS, Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12 februari 2010.
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 27-29.
- ^ Voor Valkenburg, zie: Wikipedia: Adriana Valkenburg; Marie-Cécile van Hintum, Valkenburg, Adriana, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.
- ^ Frieda zou na de oorlog in het proces tegen dit echtpaar getuigen. Van Liempt, Frieda, p. 35-38, 85-87. Zie ook: Joods monument: Verraad.
- ^ Frieda Brommet zat net als de familie Frank in strafbarak 67. Het Nederlandsche Rode Kruis (NRK), Den Haag: Kaart Frieda Brommet,
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 45-46.
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 51.
- ^ AFS, Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12 februari 2010; Van Liempt, Frieda, p. 58.
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 60-62.
- ^ AFS, Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12 februari -2010. Van Liempt, Frieda, p. 63-67.
- ^ Van Liempt, Frieda, p.83.
- ^ Voor Herman Menco, zie: Stolpersteine Dordrecht: Feyenoordfan en Auschwitzoverlevende Herman Menco werd in Dordts bejaardenhuis opgepakt.
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 90-91.
- ^ Website Anne Frank Stichting: In memoriam Frieda Menco-Brommet.
- ^ Joods Monument: Frieda Menco-Brommet.
- ^ Stadsarchief Amsterdam (SAA), Politierapporten '40-'45, Archiefnummer 5225, inventarisnummer 6650.
- ^ Van Liempt, Frieda, p. 79-81.
- ^ SAA, DIenst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart Rebecca Ritmeester.