Prinsengracht 263 verkocht
Prinsengracht 263 wisselde in 1943 van eigenaar zonder dat koper of verkoper wist dat er acht onderduikers in het pand verborgen waren.
De nieuwe eigenaar Maurits Wessels maakte deel uit van een omvangrijke familie die door een zogenaamde Calmeyer-procedure was 'ontjoodst'.[1] Daardoor kreeg hij de beschikking terug over zijn vermogen en kon hij zijn zaken weer opnemen.[2] In februari kocht hij al enkele panden in de Pijp en in de Kinkerbuurt. Anne Frank noteerde in haar op 27 februari 1943 gedateerde, maar in 1944 herschreven dagboekversie dat op een morgen 'de nieuwe eigenaar' zijn aankoop kwam inspecteren.[3] Als haar datering juist is, was Wessels toen op zijn best aspirant-eigenaar, hij kocht het pand uiteindelijk pas op 22 april 1943.[4]
Anne schrijft dat de nieuwe eigenaar samen met een architect en Jo Kleiman het pand bezichtigde. Kleiman veinsde volgens haar lezing de sleutel van de tussendeur - tussen het voorhuis en het halletje bij de boekenkast - thuis te hebben laten liggen.[3] Wel is dan opmerkelijk dat de architect een verdieping lager niet zag dat er een trap naar dat halletje liep. In ieder geval ziet het er niet naar uit dat Wessels concrete plannen met het gebouw had. Kennelijk was het bedoeld als geldbelegging.
Noten
- ^ Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Hans_Calmeyer (geraadpleegd 1 december 2023).
- ^ An Huitzing, Spartelend aan de fuik ontkomen. Hoe tientallen leden van een Joodse familie de oorlog overleefden, z.p., z.j.: Dato, p. 192.
- a, b Anne Frank, Dagboek B, 27 februari 1943, in: Verzameld werk, Amsterdam: Prometheus, 2013. De verschillen tussen de aanvankelijke en de herschreven dagboekversies leiden geregeld tot misverstanden.
- ^ Kadaster Amsterdam, koopakte 3305/4, 22 april 1943.