Lenie de Jong - van Naarden
Lenie de Jong - van Naarden leerde de familie Frank in Westerbork kennen. In Auschwitz hielp ze Edith Frank met het graven van een gat waardoor ze Anne en Margot eten kon geven in de ziekenbarak.
De acht onderduikers uit het Achterhuis ontmoetten in Westerbork allerlei bekende en nieuwe mensen die na de oorlog getuigden over hun ontmoetingen met Anne, Margot, Edith, Otto, Peter, Hermann, Auguste of Fritz. Eén van hen was Leentje (Lenie) de Jong - van Naarden.
Lenie van Naarden werd op 18 juli 1915 geboren in Amsterdam.[1] Het gezin Van Naarden bestond uit vader Wolf van Naarden (1877-1943), moeder Netje van Naarden-Meijer (1883-1943), broer Louis van Naarden (1908-1994) en zus Judith Lena Halberstadt-van Naarden (1909-1964).[2] Het gezin woonde tot 1927 in Zandvoort, waarna het naar de Tugelaweg 127-II in Amsterdam verhuisde.[1] Het gezin was praktiserend Joods en ging naar de synagoge in Zandvoort. Ook kregen de kinderen Van Naarden ieder joodse les van een leraar uit Haarlem.[3]
Na het afronden van de MULO werkte Lenie vanaf haar zeventiende bij het hoofdkantoor van de HEMA. Rond juli 1942 werden daar alle Joodse werknemers ontslagen, zo ook Lenie en haar aanstaande man die ze bij de HEMA had leren kennen.[4]
Op 5 augustus 1942 trouwde Lenie van Naarden met Philip Felix de Jong (1913-1972) in Amsterdam. Dit mocht niet meer bij het stadhuis, dus trouwden ze in het gebouw van de joodse gemeente op de Plantage Parklaan 9.[5]
Onderduik
Begin 1943 dook het stel samen onder bij een neef van Lenie’s man in Den Haag. Daar verbleven ze tot ze ind 1943 verraden werden. Lenie en haar man gingen met de trein naar Amsterdam waar ze tijdelijk bij vrienden konden onderduiken. Vandaaruit werd een onderduikadres in Friesland geregeld. Vanaf maart of april 1944 waren ze ondergedoken bij een arbeidersgezin met twee kinderen. Begin augustus 1944 werd het huis verraden en werden Lenie, haar man en de man van het onderduikgezin gearresteerd.
De ouders van Lenie waren al op 21 mei 1943 om het leven gebracht in kamp Sobibor.[2]
Deportatie
Via Lemmer, Leeuwarden en Assen, kwamen Lenie en Philip van Naarden op 12 augustus 1944 in kamp Westerbork aan. Daar werden ze gerekend tot strafgevallen en kwamen ze, net als de familie Frank, in strafbarak 67 terecht.[6] Ze werden tewerkgesteld bij de batterijen. In Westerbork ontmoetten ze voor het eerst de familie Frank. Philip had daar al goed contact met Otto Frank; het contact tussen Lenie en Edith Frank kwam later in Auschwitz tot stand.[3]
Op 3 september 1944 gingen Lenie en haar man net als de familie Frank op transport naar Auschwitz.[7] Na een reis van drie dagen kwamen ze in de nacht van 5 op 6 september 1944 aan in Auschwitz-Birkenau. De vrouwen werden kaalgeschoren en kregen een nummer getatoeëerd. Lenie kreeg het nummer A25145.[8] Ze herinnerde zich dat ze dwangarbeid moest verrichten en daarbij stenen van de ene plek naar de andere plek moest sjouwen, die een andere groep weer terug moest sjouwen naar het begin.[9]
In Auschwitz vormde ze een groepje met een tiental andere Nederlandse vrouwen, onder wie Bloeme Emden en Ronnie Goldstein - van Cleef. Na de oorlog verklaarde Lenie dat ze het zonder dit groepje niet zou hebben gered.[10]
Lenie verbleef in dezelfde barak als Edith, Anne en Margot Frank. Na hun aankomst in Auschwitz-Birkenau verbleven Anne en Margot vanwege schurft tijdelijk in het zogenaamde Krätzeblock – de barak voor schurftlijders. De omstandigheden in het Krätzeblock waren slecht. Om haar dochters te helpen, groef Edith met hulp van Lenie en Rebecca Brommet - Ritmeester, wiens dochter ook in het Krätzeblock lag, ergens aan de zijkant van de barak een gat waardoor ze eten aan de kinderen gaven.[11]
Rond eind oktober 1944 ging Lenie net als 50 andere Nederlandse vrouwen opnieuw op transport. Ditmaal naar een Arbeitslager in Libau, Opper-Silezië, waar ze dwangarbeid moesten verrichten. De omstandigheden waren slecht vanwege het zware werk en het koude weer. Op 8 mei 1945 werd Lenie door het Sovjetleger bevrijd.[12]
Na de bevrijding keerde ze samen met het groepje Nederlandse vrouwen terug naar Nederland, waar ze in juli 1945 aankwamen. Lenie ging na aankomst naar een adres waar ze met haar man had afgesproken naar toe te gaan als ze het zouden overleven. Daar zat Philip al op haar te wachten. Hij had net als Otto Frank Auschwitz overleefd en was tegelijk met Otto naar Nederland teruggereisd.[13]
Bron persoonsgegevens.[1] Adressen: Zandvoort; Tugelaweg 127-II, Amsterdam (aug '27); Lekstraat 162-I (jul '45), Stadionweg 214-II (aug '45), UIterwaardestraat 142hs (jun '48), Jekerstraat 63-I (feb '63), Rondeel 29 (sep '90).
Noten
- a, b, c Stadsarchief Amsterdam (SAA), Dienst Bevolkingsregister, Persoonskaartem (toegangsnummer 30408): Persoonskaart Leentje van Naarden.
- a, b SAA, Dienst Bevolkingsregister, Archiefkaarten (toegangsnummer 30238): Archiefkaart Wolf van Naarden; Archiefkaart Netje Meijer.
- a, b Anne Frank Stichting (AFS), Getuigenarchief, interview Lenie de Jong-van Naarden, 22 maart 2010.
- ^ AFS, Getuigenarchief, interviews Lenie de Jong-van Naarden, 22 maart 2010; Stefan Vermeulen, De slag om Hema. Hoe een nationaal icoon werd uitgekleed, Amsterdam: Prometheus, 2020.
- ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi & Sticht, 1988, p. 149; Joods Amsterdam: Plantage Parklaan.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden. p. 152-154; Arolsen Archives - Internatiobal Center on Nazi Persecution, Bad Arolsen: Kaart Leentje de Jong-van Naarden; Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen, Amsterdam: Querido, 2020, p. 84.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 156-157; Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 84; Arolsen Archives: Kaart Leentje de JOng-van Naarden.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 149-159.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 165.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 175.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 166-167. AFS, AFC, Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12-februari 2010.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 171-174.
- ^ Lindwer, De laatste zeven maanden, p. 174-175.