Auguste van Pels en Anne en Margot Frank gevangen in Bergen-Belsen
Auguste van Pels en Anne en Margot Frank zitten vanaf 3 november tot 7 februari samen in kamp Bergen-Belsen. Op 7 februari wordt Auguste geselecteerd voor deportatie naar Raguhn. Kort daarna overlijden Anne en Margot aan de gevolgen van vlektyfus.
Anne en Margot zaten zo’n vier maanden gevangen in Bergen Belsen, tot hun dood in februari 1945. Over hun gevangenschap kunnen we alleen via verschillende getuigen meer te weten komen.
Nadat door een storm in de nacht van 7 november 1944 de tenten in Bergen Belsen waren ingestort, werden de vrouwen, onder wie Anne, Margot en Auguste van Pels, enkele dagen opgesloten in een paar opslagbarakken. Vervolgens werden ze ondergebracht in barakken in het zogenaamde Kleines Frauenlager dat naast het Sternlagerlag.[1]
Ruth Wiener, een meisje uit de paralelklas van Margot op het Joods Lyceum, zat gevangen in het Sternlager en schreef op 20 december 1944 in haar agenda: ‘Margot en Anne Frank in het andere kamp.’[2]
Annelore Daniel die ook met het transport van 1 november 1944 uit Auschwitz naar Bergen-Belsen was gekomen, verbleef in dezelfde barak als Anne, Margot en Auguste van Pels. Annelore Daniel verklaarde dat ze apathisch waren, niet werkten en vooral met z’n drieën bij elkaar bleven. De getuigenissen van Rachel Frankfoorder en de zussen Janny en Lientje Brilleslijper wijken licht af van dit beeld. Volgens Janny Brilleslijper probeerden zij en haar zus Lientje, de zusjes Frank, de zusjes Daniels in Bergen Belsen elkaar te helpen en zagen zij elkaar regelmatig. Over Auguste van Pels in Bergen Belsen is verder vrijwel niets bekend.
Ontmoetingen met Hanneli en Martha
Rachel Frankfoorder herinnerde zich dat ze vermoedde dat Anne en Margot soms naar de afscheiding met het Sternlager gingen om daar iemand te ontmoeten. Dit vermoedde bleek juist te zijn. Bij het hek dat het Kleines Frauenlager scheidde van het Sternlager ontmoette Anne haar goede vriendin Hanneli Goslar. Ook Martha van Collem is twee keer bij die ontmoetingen aanwezig en hielp Hanneli met het samenstellen van een pakketje.[3]
Naar alle waarschijnlijkheid hebben Anne en Hanneli Goslar elkaar tussen 23 januari en 7 februari ontmoet.[4] Iemand kwam Hanneli halen omdat er aan de andere kant van het hek iemand was die haar vriendinnetje Anne in het kamp had gezien.[5] Via Auguste van Pels kwam het contact met Anne tot stand. Margot was toen waarschijnlijk al te ziek om uit de barak te komen. Nadat de vriendinnen eerste samen huilden, brachten ze elkaar daarna op de hoogte van hun ervaringen. Omdat de omstandigheden bij Anne een stuk slechter waren dan in het Sternlager ging Hanneli Goslar opzoek naar eten en kleding voor Anne. De volgende avond spraken ze weer af bij het hek en gooide Hanneli Goslar een pakketje over het prikkeldraad. Tot grote frustratie van Anne werd het pakketje door een andere vrouw gevangen, die er vervolgens mee vandoor ging. Uiteindelijk lukte het Hanneli om opnieuw een pakketje samen te stellen en dit keer kwam het wel bij Anne aan. In het totaal hebben de vriendinnen elkaar drie keer aan het hek ontmoet.[6]
Ontmoeting Margot Rosenthal
Hanneli herinnerde zich dat Anne vertelde dat ze dacht dat haar ouders dood waren. Mogelijk sprak Anne daarom pas na de ontmoeting met Hanneli met kampgenoot Margot Rosenthal, die in januari 1945 vanuit Auschwitz in Bergen-Belsen aankwam, en nog aan Anne en Margot zou hebben verteld dat hun moeder Edith de selectie van 30 oktober 1944 had overleefd.[7]
Vlektyphus
Als op 7 februari 1945 Auguste van Pels voor dwangarbeid wordt geselecteerd voor een transport naar Raguhn (buitencommando van Buchenwald), blijven Anne en Margot achter. Mogelijk was Anne na haar ontmoetingen met Hanneli Goslar binnen het kamp verhuisd, of naar een ziekenbarak overgebracht. Nadat Hanneli Goslar haar vader overleed kwam ze een aantal dagen niet uit de barak. Toen ze uiteindelijk opzoek ging naar Anne was het kleine vrouwenkamp leeg en kon ze haar niet meer vinden.
Rachel Frankfoorder herinnerde zich te hebben gezien hoe Anne en Margot steeds zieker werden en op het laatst duidelijk tekenen van vlektyfus vertoonden. Volgens haar waren ze er op een gewoon niet meer en daarom nam ze aan dat ze gestorven waren. Net als Auguste van Pels ging Rachel Frankfoorder ging op transport naar Raguhn, dus haar constatering van vlektyfus bij de zusjes Frank moet van voor 7 februari 1945 zijn.
Ook Nanette (Nanny) Blitz, een klasgenote van Anne op het Joods Lyceum, ontmoet Anne een paar keer in Bergen Belsen en zag dat Anne erg mager was en vlektyfus had. Nanny Blitz kwam op 5 december 1945, na de dood van haar vader, vanuit het Sternlager in hetzelfde kampdeel als Anne terecht. Zij ontmoeten elkaar in januari 1945 een aantal keer. Nanette Blitz herinnede zich over dezelfde periode: Ik geloof dat ik Margot niet staande heb gezien. Dat ze daar lag. Anne heb ik omhelsd, maar Margot kan ik me staande niet herinneren, die was al helemaal verzwakt. En alles kromp in hè, hersenen, magen, alles hè, ze waren, ze was helemaal… en daar heb ik eigenlijk vrijwel niet mee gesproken. Die was al zo half weg, helemaal verzwakt… Maar Anne, daar heb ik wel mee gesproken, verschillende keren, en ik geloof iedere keer als ze kwam dan was, lag Margot daar in een barak, die was niet meer zo goed bij.[8]
Ook Janny Brilleslijper, werkzaam als verpleegster in het kamp, herkende de verschijnselen van epidemische vlektyfus bij Anne en Margot en verklaarde dat de zusjes ook in een ziekenbarak geweest zijn.[9] Hoewel er verschillende getuigen net als Janny verklaren dat de zusjes in een ziekenbarak hebben gelegen, is vooralsnog niet duidelijk waar en wanneer dit precies geweest zou zijn.
Uiteindelijk zijn Margot en Anne ergens in de maand februari 1945 aan vlektyfus gestorven.[10]
Noten
- ^ Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen, Amsterdam: Querido, 2020, p. 248.
- ^ Wiener Library, Ruth Wiener Collection, 1962/1/3/1, Diary Ruth Wiener, 20 november 1944.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 264.
- ^ De ontmoeting moet vóór 7 februari zijn geweest, omdat Auguste van Pels die dag naar Raguhn vertrok en ze via Auguste met elkaar in contact konden komen. Het Nederlandse Rode Kruis, Den Haag, 2050, inv.nr. 949, Netherland names extracted by I.R.O. I.T.S.; transportlijst 3 september 1944. Ook weten we door een bewaard gebleven lijst dat de grootmoeder van Hanneli Goslar op 23 januari 1945 een pakket via het Zwitserse Rode Kruis heeft ontvangen. Intenational Tracing Service, bad Arolsen, doc.nr. 3396827#1, Brief Commission Mixte de Secours de la Croix-Rouge Internationale aan Deutsches Rotes Kreuz, Generalführer Hartmann, 23 januari 1945, met opgaven van 51 ontvangers.
- ^ Interview Hanna Elisabeth Pick, ‘Persönliche Erinnerungen an Anne Frank’, Mitteilungsblatt, uitgegeven door het Verband der Einwanderer deutsch-jüdische Herkunft, nr. 28, 12 juli 1957.
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie (AFC), Getuigenarchief, interview Hannah Pick-Goslar, 6-7 mei 2009.
- ^ Ghetto Fighters’ House Museum, cat.nr. 195, inv. nr. 11723rm, Hol, verklaring Margot Drach-Rosenthal, z.d.
- ^ AFS, AFC, Getuigenarchief, interview Nanette König-Blitz, 2 augustus 2012.
- ^ Willy Lindwer, De laatste zeven maanden. Vrouwen in het spoor van Anne Frank, Hilversum: Gooi&Sticht, 1988, p.99.
- ^ Von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis, p. 273.