Auschwitz-Birkenau: de vrouwen in het Durchgangslager
Anne, Margot en Edith Frank en Auguste van Pels zaten gevangen in Auschwitz-Birkenau. Anne, Margot en Auguste gingen na twee maanden weer op transport naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Edith bleef achter en stierf twee maanden later.
Over het verblijf van de vrouwelijke onderduikers in Auschwitz is weinig bekend. De kampadministratie is bijna geheel verloren gegaan. Wat we wel weten is afkomstig van verschillende getuigen die samen met Anne, Margot, Edith Frank en Auguste van Pels in Auschwitz-Birkenau verbleven.
Barakken
Bloeme Emden en Lenie de Jong-van Naarden vormden samen met een tiental andere Nederlandse vrouwen een hecht groepje in Auschwitz-Birkenau. Ook hadden ze daar contact met Anne, Margot en Edith. Volgens Bloeme vormden Anne, Margot en Edith een ‘onafscheidelijke drie-eenheid’.[1] In barak 29 zouden Anne, Margot en Edith samen een bed hebben gedeeld.[2] Ook Auguste van Pels verbleef in barak 29, maar over haar verblijf daar is weinig bekend.
Hoe lang de vrouwen in de quarantainebarak zaten, weten we niet. Volgens getuigenissen kwamen Anne en Margot namelijk in het Krätzeblock terecht: de barak voor schurftlijders en andere zieken. Lenie de Jong-van Naarden herinnerde zich dat het eigenlijk Margot was die moest worden opgenomen, maar dat Anne bij haar zus wilde blijven en daarom met haar meeging.[3] De omstandigheden in de schurftbarak waren erbarmelijk en veel zieken werden aan hun lot overgelaten. Om haar dochters in het Krätzeblock te helpen groef Edith Frank samen met Rebbeca Brommet-Ritmeester (de moeder van Frieda Brommet, die ook in de schurftbarak lag) en Lenie de Jong-van Naarden, ergens aan de zijkant van de barak een gat om eten aan de kinderen te geven.[4]
Bovendien zouden Rebbeca Brommet-Ritmeester en Edith Frank zich hebben verstopt om niet mee te hoeven op transport en zo voor hun kinderen te kunnen blijven zorgen. Frieda Brommet herinnerde zich:
'Ze hebben samen een gat gegraven. (…) en op een dag kwam mijn moeder en die kon ook spreken door dat gat, en die zei, die riep dan: ‘Frieda! Frieda!’ […] En zei: ‘Mevrouw Frank en ik zijn de enigen die nu hier in het kamp zijn. We hebben ons verstopt want de groep is op transport gegaan. Maar wij hebben ons verstopt, want we wilden bij jullie blijven. En we hebben wat brood gestolen en dat geef ik nu aan door het gat en dat moeten jullie maar met z’n vieren delen.’ En met z’n vieren was met Margot en Anne.'[5]
Selecties
Wanneer Anne en Margot weer uit de schurftbarak kwamen is onduidelijk. Wat we wel weten is dat Anne, Margot en Auguste op de avond van 30 oktober 1944 geselecteerd werden voor tewerkstelling in Bergen-Belsen.
Ook Rosa de Winter-Levy zat met de vrouwen Frank in barak 29. Ze schreef in augustus 1945 in haar boek Aan de gaskamer ontsnapt! over haar vriendschap met Edith Frank en haar dochters. Later vertelde ze in een interview met Ernst Schnabel over de selectie van Anne en Margot:
'Opnieuw Blocksperre, maar ditmaal moesten we naakt op de appelplaats wachten, en het duurde heel lang. (…) En toen kwamen de beide meisjes aan de beurt: Anne en Margot. En Anne stond met haar gezicht zelfs nog onder de schijnwerper en stootte Margot aan. En Margot ging rechtop in het licht staan en daar stonden ze een ogenblik. Naakt en kaal. En Anne keek naar ons met haar heldere gezicht, terwijl ze rechtop stond, en toen gingen ze. Wat achter de schijnwerper gebeurde was niet meer te zien. En mevrouw Frank schreeuwde: "De kinderen! O God..."’[6]
De meer dan duizend geselecteerde vrouwen werden in een barak opgesloten totdat het transport op 1 november 1944 vertrok. De niet-geselecteerde vrouwen, zoals Rosa de Winter-Levy en Edith Frank, werden opgesloten in een barak in het B-Lager en twee dagen later overgebracht naar het A-Lager – het deel waar de ziekenbarakken stonden – duidelijk om binnenkort te worden vermoord. Er volgenden verschillende selecties voor transport, waar Edith en Rosa niet doorheen kwamen, maar met behulp van de Blockälteste wisten ze aan vergassing te ontkomen.[7]
Het duurde echter niet lang tot Edith Frank zo ziek was dat ze in de ziekenbarak werd opgenomen. Enige tijd later werd ook Rosa zo ziek dat ze in het Durchfallblock (voor diareepatienten) terecht kwam. Op een dag zag zij daar hoe Edith Frank haar barak werd binnengebracht. ‘Op een morgen komen nieuwe patiënten binnen. Ineens herken ik Edith, zij komt uit een andere ziekenafdeling. Zij is nog maar een schim. Enkele dagen nadien sterft zij, totaal uitgeput.’[8]
Noten
- ^ Anne Frank Stichting (AFS), Anne Frank Collectie (AFC), Getuigenarchief, interview Bloeme Evers-Emden, 11 maart 2010.
- ^ NIOD Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, 250d, Kampen en gevangenissen, inv.nr. 583, I. Salomon. Ook andere vertelden hierover: Bloeme Evers-Emden, Ronnie Goldstein-van Cleef, Lenie de Jong-van Naarden, Frieda Menco-Brommet, Anita Mayer-Roos.
- ^ AFS, AFC, Getuigenarchief, interview Lenie de Jong-van Naarden, 22 maart 2010.
- ^ Ook Frieda’s moeder Rebecca Brommet-Ritmeester overleefde de Holocaust. AFS, AFC, Getuigenarchief, interview Frieda Menco-Brommet, 12 februari 2010.
- ^ AFS, Getuigenarchief. De getuigenissen hierover van Frieda Menco-Brommet, Ronnie Goldstein-van Cleef en Lenie de Jong-van Naarden hebben allemaal dezelfde strekking en wijken slechts in enkele kleine details van elkaar af.
- ^ Origineel citaat: ‘Wieder Blocksperre, aber diesmal mussten wir nackt auf dem Apellplatz warten, und es dauerte sehr lange. (…) Und dann kamen die beiden Mädchen an die Reihe: Anne und Margot. Und Anne hatte ihr Gesicht, sogar unter dem Scheinwerfer noch, und sie stieß Margot an, und Margot ging aufrecht ins Licht, und da standen sie einen Augenblick, nackt und kahl, und Anne sah zu uns herüber, mit ihrem ungetrübten Gesicht und gerade, und dann gingen sie. Was hinter dem Scheinwerfer war, war nicht mehr zu sehen. Und Frau Frank schrie: Die Kinder! O Gott...’ In: Ernst Schnabel, Anne Frank, Spur eines Kindes. Ein Bericht, Frankfurt/Main, 1958, p. 138-139.
- ^ Zie: Bas von Benda-Beckmann, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen, Amsterdam: Querido, 2020, p.211-214.
- ^ Rosa de Winter-Levy, Aan de gaskamer ontsnapt! Het satanswerk van de S.S.: relaas van het lijden in de bevrijding uit het concentratiekamp "Birkenau" bij Auschwitz, Doetinchem: Misset, 1945, 29. Zelf zou Rosa de Winter-Levy Auschwitz ternauwernood overleven.